Klik hier voor het "Nijmegen menu algemeen"
Nijmegen, de stad zelf
Keizer Traianus toog direct na zijn aantreden als Romeins Keizer in 98 na Christus, naar Ulpia Noviomagus (huidige Nijmegen-West, Waterkwartier), die was ontstaan nadat de nederzetting Oppidum Batavorum (ter hoogte van het huidige Valkhof / Kelfkensbos) was verwoest in de Bataafse opstand. De reden van Traianus' bezoek was om die, inmiddels 117 jaar oude nederzetting (bij elkaar opgeteld) als eerste nederzetting op het huidige grondgebied van Nederland de Romeinse Stadsrechten te verlenen.
Deze benoeming verklaart waarom Nijmegen haarzelf tot op de dag van vandaag de "oudste stad van Nederland" kan en mag noemen. Een stad was geboren die tot op zeer hoge leeftijd nog altijd vitaal is.
Dit is de pagina over Nijmegen zelf. Nijmegen is op deze website verdeeld in 9 rubrieken (8 gebiedsdelen en 1 rubriek objecten), welke in een menustructuur aan de orde komen. Klik op de gebiedsdelen hieronder of in het menu bovenaan de pagina, om op de informatie van de betreffende gebiedsdelen te komen.
Helemaal onderaan deze pagina treft u een menu aan met verwijzingen naar externe websites.
Klik hier om dierect naar dat menu te gaan.
- Centrum / Benedenstad
- Centrum, Benedenstad en stationsgebied
- Centrum, Benedenstad en stationsgebied
- Noord
- Lent, Oosterhout, Ressen
- Lent, Oosterhout, Ressen
- Midden
- Bottendaal, Nije Veld (Willemskwartier, Landbouw- en Muntbuurt), Hazenkamp, St. Anna, Heijendaal, gehele Radboudgebied, de wijk Goffert, de Kolpingbuurt en het stadspark de Goffert
- Bottendaal, Nije Veld (Willemskwartier, Landbouw- en Muntbuurt), Hazenkamp, St. Anna, Heijendaal, gehele Radboudgebied, de wijk Goffert, de Kolpingbuurt en het stadspark de Goffert
- Oost
- Hengstdal, Hunnerberg, Altrade, Galgenveld, Groenewoud, Kwakkenberg en het Nijmeegse deel van de Ooyse Schependom
- Hengstdal, Hunnerberg, Altrade, Galgenveld, Groenewoud, Kwakkenberg en het Nijmeegse deel van de Ooyse Schependom
- Zuid
- Brakkenstein, Hatertse Hei, Grootstal, Hatert, Winkelsteeg en de wijk Goffert (rond Jonkerbos, maar niet het stadspark)
- Brakkenstein, Hatertse Hei, Grootstal, Hatert, Winkelsteeg en de wijk Goffert (rond Jonkerbos, maar niet het stadspark)
- West
- Hees, Heseveld, Neerbosch (oostelijke van het kanaal), Neerbosch-Oost, de Biezen, Wolfskuil, Waterkwartier en industriegebied
- Hees, Heseveld, Neerbosch (oostelijke van het kanaal), Neerbosch-Oost, de Biezen, Wolfskuil, Waterkwartier en industriegebied
- Dukenburg
- Zwanenveld, Lankforst, Malvert, Tolhuis, Meijhorst, Aldenhof, Weezenhof, Staddijk en Vogelzang
- Zwanenveld, Lankforst, Malvert, Tolhuis, Meijhorst, Aldenhof, Weezenhof, Staddijk en Vogelzang
- Lindenholt
- 't Acker,De Kamp, 't Broek, Kerkenbos, Westkanaaldijk, Neerbosch-West (voormalig Kinderdorp), Bijsterhuizen
- Objecten
- Sommige objecten laten zich niet in wijken of gebieden dwingen. Denk dan o.a. aan bruggen, viaducten, tunnels en gebiedsgrenzen.
Klik op een gebiedsdeel hierboven of in het menu bovenaan deze pagina en kom op de subpagina van het betreffende gebied.
Helemaal onderaan deze pagina treft u een menu aan met verwijzingen naar externe websites.
Klik hier om dierect naar dat menu te gaan.
Het Waaggebouw
bron foto: Paul Marsman©
Nijmegen
Nijmegen Gemeente in Nederland |
|||||
|
|||||
Provincie | Gelderland | ||||
Coördinaten | 51° 50′ NB, 5° 52′ OL | ||||
Oppervlakte | 57,60 km² | ||||
- land | 53,62 km² | ||||
- water | 3,98 km² | ||||
Inwoners (30 april 2017) |
174.575? (3256 inw./km²) |
||||
Bestuurscentrum | Nijmegen | ||||
Belangrijke verkeersaders |
A15 A73E31 |
||||
Burgemeester | Hubert Bruls (CDA) |
||||
Economie | |||||
Gemiddeld inkomen (2012) |
€ 30.900 per huishouden | ||||
Gem. WOZ-waarde (2014) | € 191.000 | ||||
WW-uitkeringen (2014) |
39 per 1000 inw. | ||||
Postcode(s) | 6500-6546, 6663 | ||||
Netnummer(s) | 024 | ||||
CBS-code | 0268 | ||||
CBS-wijkindeling | zie wijken en buurten | ||||
Amsterdamse code | 11209 | ||||
Website | www.nijmegen.nl | ||||
Bevolkingspiramide (2008) |
|||||
De stad ligt grotendeels op de zuidelijke oever van de Waal, aan de voet van een stuwwal. Een deel van de gemeente ligt aan de overzijde van de rivier. Het betreft hier de zogenaamde Waalsprong, een geannexeerd gebied waarin zich het dorp Lent en een deel van Oosterhout bevinden. Samen met Arnhem, Wijchen en 17 andere gemeenten in de omgeving vormt Nijmegen de Stadsregio Arnhem Nijmegen (SRAN, voorheen KAN) en is aangesloten bij het samenwerkingsverband Euregio Rijn-Waal. Van oudsher maakt Nijmegen met enkele andere gemeentes in de omgeving, zoals Wijchen, Beuningen en Berg en Dal, deel uit van het Rijk van Nijmegen.
De gemeente telt 176.162 inwoners (31 mei 2018) en is qua inwonertal de grootste stad van zowel Gelderland als Oost-Nederland en daarnaast de tiende van Nederland.
Nijmegen heeft een lange geschiedenis, die meer dan 2000 jaar teruggaat. Als Ulpia Noviomagus Batavorum kreeg het rond het jaar 100 marktrechten (zie bovenaan deze pagina). In 1230 werd Nijmegen vrije rijksstad (moderne, middeleeuwse stadsrechten) en in 1402 hanzestad. Nadat Nijmegen tussen 1655 en 1679 al eens een Illustere Academie huisvestte, is de stad sinds de komst van de Katholieke Universiteit (de huidige Radboud Universiteit) in 1923 een universiteitsstad.
Naamgeving
De Latijnse term Noviomagus kan worden teruggevoerd op de Keltische woorden magos ('vlakte' of 'markt') en novio ('nieuw'). De Romeinen latiniseerden dit vervolgens tot Noviomagus. Ze gebruikte deze als toponiem om verschillende steden mee aan te duiden. Nijmegen werd Ulpia Noviomagus Batavorum genoemd. In de tijd van Karel de Grote heette de stad Numaga, dat mettertijd in Nieumeghen ('Nieuw-megen') of Nymegen veranderde.
De stad heet in het plaatselijke dialect - het Nijmeegs - Nimwèège. In het Duits heet de stad Nimwegen. Beide vormen zijn ontstaan door metathesis van de medeklinkers /-wm-/> /-mw-/. In zowel het Spaans als Italiaans heet de stad Nimega en in het Frans is dat Nimègue. In het Engels is het Nimeguen.
Geschiedenis
Oudheid
Nijmegen is mogelijk de oudste stad van het huidige Nederland en vierde in 2005 zijn 2000-jarig bestaan. Tijdens het Romeinse Rijk was Nijmegen onderdeel van de Limes, de grens tussen het Romeinse Rijk en de verschillende zogenaamde Germaanse gebieden. In Nijmegen was van 71 tot 104 na Chr. het 10e legioen van de Romeinen gelegerd. Er is tijdens het Romeinse bewind een groot fort (castra) gebouwd op een heuvel aan de Waal, een paar onderdelen zijn daar nog van over. Er worden ook nog regelmatig opgravingen gedaan waarbij Romeinse spullen worden gevonden. Langs de Waal waar nu het Waterkwartier ligt ontstond een nieuwe nederzetting die van de Romeinse keizer Trajanus (oorspronkelijk van Itálica, Spanje) tussen 98 n.Chr. en 102 n.Chr. onder de naam Ulpia Noviomagus Batavorum stadsrechten kreeg.
De stad werd gevormd als handelsnederzetting naast het Romeinse castra. Dit bood een voordeel omdat de markt daardoor door de legionairs beschermd kon worden en bovendien omdat de legionairs ook vele goederen nodig hadden, waar ze bovendien een goede prijs voor konden betalen, omdat ze een redelijk salaris ontvingen. De naam Nijmegen is dan ook afgeleid van de Latijnse aanduiding "Novio-magus", wat 'nieuwe markt' betekent. De Romeinen verlieten echter in de 3e eeuw het fort.
Overigens zijn er ook nu nog duidelijke sporen te vinden van deze rijke geschiedenis van Nijmegen. Zo heet het grote verkeersplein ten zuiden van de Waalbrug sinds 1956 het "Keizer Traianusplein". Tussen dat plein en de Waal staan nog steeds enkele ruïnes en ook op de heuvel bij de Waal staat nog steeds een verdedigingstoren Belvedère, ook al is dat natuurlijk heel wat jonger dan het eerder genoemde Romeinse castra.
Van Middeleeuwen tot twintigste eeuw
In de Middeleeuwen werd de stad een aanzienlijk centrum. In 1155 liet Frederik Barbarossa zijn burcht het Valkhof voltooien. In de gevelsteen die hij liet aanbrengen staat de geschiedenis vermeld. In 1230 verwierf de stad formeel haar moderne stadsrechten. In 1247 kwam de stad in handen van de graven van Gelre. Aanvankelijk werd zij door Rooms-koning Willem van Holland in onderpand gegeven aan de Gelderse graaf Otto II, maar omdat Willem II door financiële problemen zijn schulden niet kon aflossen, bleef de stad Gelders bezit en werd zij spoedig de voornaamste van de vier Gelderse hoofdsteden. Bovendien werd zij een Hanzestad. In 1543 echter kwam Nijmegen, zoals ook de rest van Gelre, onder Habsburgs bestuur.
De reformatie werd in Nijmegen positief ontvangen. Protestanten en rooms-katholieken hadden in 1566 dan ook gelijke rechten, maar in 1579 werden de rollen omgekeerd en waren het de katholieken, die onderdrukt werden. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit mede aanleiding vormde voor "zijne meest katholieke koning van Spanje" tot een campagne tegen de opstandige noordelijke gewesten (ie. de Nederlanden). De Tachtigjarige Oorlog.
Tijdens die Tachtigjarige Oorlog werd Nijmegen een aantal malen belegerd. Op 16 maart 1585 zond Nijmegen een gezant naar Alexander Farnese, de hertog van Parma, om tot een overeenkomst te komen, waardoor de hervormden en protestanten hun net verworven rechten weer verloren. Tijdens het tweede Beleg van Nijmegen in 1591 werd Nijmegen door Prins Maurits heroverd.
Later werd Nijmegen van 1672 tot 1674 bezet door de Fransen, maar de rust werd in 1678 weer hersteld door de vrede van Nijmegen waarmee de vrede tussen de Republiek der Nederlanden en Frankrijk werd besloten.
Nijmegen had in de 14e eeuw al een haven. Deze werd in 1601-1604 verlegd en uitgebreid. Omstreeks 1852 werd de huidige Waalhavenaangelegd, waarna de oude haven werd gedempt.
In het kader van de katholieke emancipatiebeweging kreeg Nijmegen in 1923 een universiteit met rooms-katholieke signatuur, de huidige Radboud Universiteit Nijmegen.
Het als gevolg van het bombardement ontstane "Plein 1944" is na de oorlog lang goeddeels onbebouwd gebleven. Sinds 2013 staan er appartementencomplexen en een parkeergarage.De laatste keer dat Nijmegen in de vuurlinie van een oorlog lag, was in de Tweede Wereldoorlog. In mei 1940 was het de eerste Nederlandse stad die in Duitse handen viel. Op 22 februari 1944 leed Nijmegen zware schade en vielen er honderden doden bij een geallieerd bombardement op de binnenstad, waarbij met name het centrum en het station werden getroffen. In september 1944 werd er tijdens operatie Market Garden zwaar gevochten in en rondom de stad om de Waalbrug onbeschadigd in handen te krijgen en te houden, wat de Britten en Amerikanen uiteindelijk lukte (zie ook De Oversteek).
Na de Tweede Wereldoorlog
In de jaren zestig en zeventig kreeg Nijmegen het imago van rode stad. Er waren in die jaren veel marxisten te vinden die door de relatief grote populatie aan studenten erg opvielen. Een gewelddadige confrontatie tussen de linkse krakers en het Nijmeegse bestuur vond plaats in februari 1981, de Piersonrellen.Door verwaarlozing en armoede was de Benedenstad (het deel van het centrum dat in het lage deel, aan de Waal, is gelegen) na de bouw van de Waalbrug in verval geraakt. Hoewel de Benedenstad min of meer gespaard bleef voor de oorlogshandelingen, was de toestand van dit stadsdeel door de vele reeds gesloopte panden en slechte woonomstandigheden (verkrotte, onbewoonbaar verklaarde panden, huizen zonder sanitair e.d.) zodanig, dat na jarenlange discussies en plannenmakerij in 1972 besloten werd tot grootschalige sloop en herbouw. In 1975 is de Benedenstad uitgeroepen tot "beschermd stadsgezicht", maar toen waren de meeste middeleeuwse panden al gesloopt. Slechts (delen van) enkele straten zijn nog oorspronkelijk gebleven en gerestaureerd.
Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de stad zich flink uitgebreid, maar dat gebeurde eenzijdig in westelijke en vooral zuidwestelijke richting. De dorpen Hatert, Hees en Neerbosch werden opgeslokt door stadswijken met dezelfde naam. De belangrijkste uitbreiding was de bouw van de stadsdelen Dukenburg en Lindenholt vanaf 1966, ten westen van het Maas-Waalkanaal. De structuur van de stad werd zo zeer onevenwichtig: het centrum ligt geheel in het noorden, maar de stadsuitbreiding vond kilometers daarvandaan in zuidwestelijke richting plaats. Tot voor kort was de Waal een onneembare barrière die de noordgrens van de bebouwing bepaalde. Sinds eind jaren 90 echter wordt er gebouwd aan de Vinex-locatie Waalsprong, ten noorden van de Waal.
In de periode 2010-2020 wordt op de locatie van het oude havengebied in de Biezen, langs de Waal, het Waalfront gebouwd.
In november 2005 werd in het centrum van de stad de plaatselijk bekende activist Louis Sévèke om het leven gebracht.
Geografie
Topografie
Nijmegen ligt 15 km ten zuiden van Arnhem, waarmee het de Stadsregio Arnhem Nijmegen vormt. Een groot deel van de stad wordt in het noorden begrensd door de Waal, die bij Pannerden ontstaat als zijrivier van de Rijn. Een klein deel van de gemeente, de Waalsprong, ligt ten noorden van de Waal.
Nijmegen heeft een binnenhaven aan het Maas-Waalkanaal, dat bij het noordelijkste punt van de stad aftakt van de Waal.
Natuur
In de directe omgeving van de stad Nijmegen treft men natuurgebieden aan met een grote verscheidenheid aan landschapstypen: langs de Waal en de Maas uiterwaarden met slingerende dijken, plassen en weilanden, glooiende stuwwallen begroeid met gemengde bossen en in de dalen een beekvegetatie, moerassige graslanden, heidevelden en schrale blauwgraslanden.
Demografie
Bevolkingsgroei van Nijmegen | |
---|---|
Jaar | Inwoners |
1995 | 147.561 |
1996 | 147.631 |
1997 | 147.172 |
1998 | 150.542 |
1999 | 151.924 |
2000 | 152.286 |
2001 | 153.636 |
2002 | 154.581 |
2003 | 156.308 |
2004 | 157.473 |
2005 | 158.215 |
2006 | 159.556 |
2007 | 160.962 |
2008 | 161.358 |
2009 | 161.884 |
2010 | 163.112 |
2011 | 164.540 |
2012 | 165.253 |
2013 | 166.382 |
2014 | 168.344 |
2015 | 170.943 |
2017-9-30 | 175.005 |
Inwonertal
Aan het begin van de 19e eeuw telde Nijmegen slechts een goede 10.000 inwoners. In 1875 was dit aantal meer dan verdubbeld tot ongeveer 24.000 en tegen de eeuwwisseling was het inwonertal opgelopen tot 44.000. In het laatste kwart van de 19e eeuw is de bevolking dus bijna verdubbeld.
De grote groei deed zich echter voor in de 20e eeuw. Vlak na de Eerste Wereldoorlog liep Nijmegen richting de 70.000 inwoners, een paar jaar na de Tweede Wereldoorlog overschreed het reeds de 110.000 inwoners. De 150.000e inwoner werd in 1971 ingeschreven, maar door daling van de gezinsgrootte en gelijkblijvende woningvoorraad trad toen een stagnatie en zelfs bevolkingsdaling op (op 1 januari 1995 telde Nijmegen 147.561 inwoners en 65.020 woningen), die pas in opwaartse zin werd doorbroken bij de overgang naar de 21e eeuw, door grootschalige nieuwbouw ten noorden van de stad en de vele studenten van de Radboud Universiteit.
Nijmegen groeit sindsdien langzaam maar gestaag verder. De gemeente Nijmegen verwacht dat in 2020 het inwoneraantal tussen de 181.000 en 187.000 ligt.
Aantal inwoners per stadsdeel:
Stadsdeel: | 1995 | 2000 | 2005 | 2007 | 2016 |
---|---|---|---|---|---|
Nijmegen-Centrum | 8.506 | 8.709 | 9.274 | 9.307 | 11.557 |
Nijmegen-Oost *) | 30.917 | 30.974 | 32.388 | 32.619 | 34.977 |
Nijmegen-Oud-West | 13.076 | 12.971 | 12.766 | 13.316 | 13.980 |
Nijmegen-Nieuw-West | 15.792 | 16.093 | 16.401 | 16.200 | 16.775 |
Nijmegen-Midden | 17.220 | 17.859 | 18.150 | 18.113 | 18.925 |
Nijmegen-Zuid | 20.749 | 21.934 | 22.795 | 22.528 | 23.406 |
Dukenburg | 25.071 | 23.755 | 23.499 | 23.188 | 22.113 |
Lindenholt | 16.230 | 16.242 | 16.121 | 15.703 | 14.949 |
Nijmegen-Noord | - | 3.715 | 6.790 | 9.986 | 15.408 |
Stadsdeel onbekend | - | 34 | 31 | 2 | 6 |
Religie
Hoogstwaarschijnlijk werd er begin 7e eeuw een eerste kerkje gebouwd op het Valkhof, hetgeen enige indicatie geeft wanneer Nijmegen, dat in de oudheid een kruispunt van Keltische, Germaanse en Grieks-Romeinse mythologie was, zou zijn overgegaan op het katholieke christendom. In de Tachtigjarige Oorlog viel de stad om beurten in katholieke Spaansgezinde en protestantse Staatse handen, tot het Beleg van Nijmegen (1591) definitief ten gunste van de laatsten besliste, waarbij het katholicisme uit het openbare leven werd gebannen.
In de 17e eeuw was ongeveer 40% van de Nijmegenaren katholiek, wat na de door Franse revolutionaire veroveraars ingevoerde godsdienstgelijkheid weer uitgroeide naar 60% in 1800, 70% bij de opening van de Katholieke Universiteit Nijmegen in 1923 en midden 20e eeuw even boven de 80%. Vanaf de jaren 1960 seculariseerde Nijmegen snel, mede onder druk van de linkse studentenbeweging.
Het stadhuis |
Politiek en bestuur
Ambtsperiode | Naam burgemeester | Naam burgemeester | Naam burgemeester | Partij of stroming | Bijzonderheden |
---|---|---|---|---|---|
1803 - 1805 | J.M. Singendonck | Hendrick Hoogers | Willem Slingervoet | ||
1805 - 1806 | Hendrick Hoogers | Johannes Wilhelmus Pels | |||
1806 - 1807 | J.M. Singendonck | ||||
1807 - 1808 | Hendrik Willem Rappard | Jan Adriaan Scheers | |||
1808 - 1810 | J.E. Sanders van Well | maire genoemd | |||
1810 - 1811 | J.E. Sanders van Well | Otto baron van Randwijck | maire genoemd | ||
1812 - 1815 | Otto baron van Randwijck | eerst maire genoemd | |||
1816 - 1824 | Mr. Arend François van den Steen | Otto baron van Randwijck | Paulus Straalman | Van Randwijkck tot 1817 |
Ambtsperiode | Naam burgemeester | Partij of stroming | Bijzonderheden |
---|---|---|---|
1824 - 1830 | Mr. Arend François van den Steen | ||
1830 - 1837 | Jhr. mr. D.R.J. van Lijnden | ||
1837 - 1874 | Mr. F.P. Bijleveld | ||
1875 - 1898 | Mr. P.C. Bijleveld | ||
1898 - 1929 | F.M.A. van Schaeck Mathon | Katholiek | |
1929 - 1942 | J.A.H. Steinweg | RKSP | |
1942 - 1943 | Mr. P.I.J.M. van der Velden | RKSP | waarnemend |
1943 - 1944 | M. van Lokhorst | NSB | |
1944 - 1944 | Mr. P.I.J.M. van der Velden | RKSP | tijdelijk |
1945 - 1967 | C.M.J.H. Hustinx | RKSP/KVP | |
1967 - 1978 | Mr. T.M.J. de Graaf | KVP | |
1978 - 1987 | F.J. Hermsen | CDA | |
1987 - 1989 | Drs. C.I. Dales | PvdA | |
1990 - 2000 | Mr. E.M. d'Hondt | PvdA | |
2000 - 2001 | J. Tettero | CDA | waarnemend |
2001 - 2007 | Dr. G. ter Horst | PvdA | |
2007 - 2012 | Mr. Th.C. de Graaf | D66 | |
2012 | Drs. W.J.A. Dijkstra | PvdA | waarnemend |
2012 - heden | Drs. H.M.F. Bruls | CDA |
Stadsbestuur
Nijmegen staat sinds de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw bekend als rode stad. Nijmegen dankt hieraan de bijnaam 'Havana aan de Waal'. VVD-prominent Frits Bolkestein sprak in de jaren 1990 nog van 'Marxograd aan de Waal'. Thans is het 'rode aspect' in sterk afgezwakte vorm herkenbaar aan een links stadsbestuur: Het college van B&W begon na de verkiezingen van 2002 met zes wethouders uit GroenLinks, PvdA en SP. In de periode 2002-2006 kende Nijmegen een college dat uit dezelfde politieke partijen was samengesteld en over 23 van de 39 raadszetels kon beschikken. Elke partij leverde eveneens twee wethouders.
De huidige burgemeester van Nijmegen is sinds 21 mei 2012 Hubert Bruls (CDA). Hij volgde Thom de Graaf op. Bruls' portefeuille bestaat uit de volgende onderwerpen: Openbare orde & Veiligheid, Burger & Bestuur, Communicatie en Citymarketing & Externe betrekkingen.
Sinds 1974 is de gemeenteraad alsvolgt samengesteld:
Gemeenteraadszetels | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Partij | 1974 | 1978 | 1982 | 1986 | 1990 | 1994 | 1998 | 2002 | 2006 | 2010 | 2014 | 2018 | |||
GroenLinks |
4 | 3 | 6 | 5 | 6 | 6 | 8 | 9 | 6 | 8 | 8 | 11 | |||
D66 | - | 2 | 2 | 2 | 5 | 7 | 2 | 1 | 2 | 6 | 7 | 6 | |||
SP | 2 | 2 | 3 | 2 | 2 | 4 | 6 | 6 | 7 | 5 | 8 | 5 | |||
VVD | 6 | 4 | 6 | 4 | 3 | 4 | 5 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | |||
Nijmeegse Fractie |
- | - | - | - | - | - | - | 4 | 2 | 1 | 2 | 3 | |||
PvdA | 12 | 12 | 9 | 16 | 11 | 8 | 8 | 8 | 11 | 8 | 4 | 3 | |||
CDA | 15 | 16 | 13 | 10 | 12 | 9 | 7 | 5 | 5 | 3 | 2 | 2 | |||
PvdD | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 2 | |||
50Plus | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 1 | |||
Gewoon Nijmegen | - | - | - | - | - | - | - | - | 1 | 2 | 2 | 1 | |||
Voor Nijmegen | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 1 | |||
VSP | - | - | - | - | - | - | 1 | 2 | 1 | 2 | 2 | - | |||
De Groenen | - | - | - | - | - | 1 | 2 | - | - | - | - | - | |||
Totaal | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | 39 | |||
Opkomst (%) | 56,6 | 53,6 | 52,4 | 57,9 | 54,1 | 54,6 | 57,1 |
- Opmerkingen
- Partijen als GroenLinks en Nijmeegse Fractie bestonden vroeger uit andere partijen die later zijn samengegaan tot de huidige naam. Vanwege de vergelijkbaarheid is de huidige naam ook voor het verleden gebruikt.
- In 1994 hadden De Groenen 1 zetel, en in 1998 2 zetels. Later werd de partij omgedoopt in Stadspartij Leefbaar Nijmegen, en later weer opgesplitst in Stadspartij en Fractie Van der Meer.
Bestuurlijke indeling
De gemeenteraad heeft de gemeente Nijmegen met ingang van 1 januari 2007 onderverdeeld in 9 stadsdelen (CBS-wijken), die weer bestaan uit 44 wijken (CBS-buurten), namelijk:
|
|
*1) op deze website Nijmegen Midden *2) Oud- en Nieuw-West op deze website samen: Nijmegen West |
Buitenlandse vertegenwoordigingen
In Nijmegen hebben een drietal landen een vertegenwoordiging. Allen hebben een ondersteunende rol voor de eigen ambassade en zijn dan ook niet vrij toegankelijk voor het publiek. De drie vertegenwoordigingen zijn:[13]
- Ereconsulaat van het Koninkrijk België[14]
- Consulaat-Generaal van het Koninkrijk Lesotho
- Consulaat-Generaal van de Democratische Republiek Somalië
Stedenbanden
Nijmegen heeft de volgende partnersteden[:
- Masaya (Nicaragua) sinds 1986
- Pskov (Rusland) sinds 1987
- Gaziantep (Turkije) sinds 2006
In november 2006 werd door de burgemeesters van Gaziantep en Nijmegen het verdrag getekend dat de stedenband tussen de beide steden bevestigt. In maart 2017 kwam de stedenband tussen Nijmegen en Gaziantep onder druk te staan naar aanleiding van de zogeheten "Turkijerel", een diplomatiek conflict tussen Turkije en Nederland over de campagne die ministers van de regering-Erdogan wilden voeren voor een voorstem in het Turks referendum over grondwetswijzigingen 2017. De gemeente Gaziantep heeft alle borden die verwijzen naar Nijmegen (op de Nijmegen-Boulevard in Gaziantep) laten verwijderen. Burgemeester Bruls vroeg om duidelijkheid over de toekomst van de stedenband; wat betreft het Nijmeegse gemeentebestuur blijft de naam van het Gaziantepplein in Nijmegen ongewijzigd.
Verder heeft Nijmegen vriendschapsbanden met:
- Albany (Verenigde Staten)
- Duisburg, Kleef en Kranenburg
- Higashimatsuyama (Japan)
- Suzhou (China)
- Oulu (Finland)
Cultuur
Nijmegen kent van oudsher een rijk en bloeiend cultureel leven. Belangrijke culturele instellingen zijn:
- Doornroosje, poppodium
- De Letterentafel, een samenwerkingsverband van boekhandels, culturele instellingen, schrijvers en uitgevers
- De Lindenberg, Nijmeegs centrum voor de kunsten
- LUX, een podium voor internationale cinema, theater, muziek, debat, multimedia en beeldcultuur
- De openbare bibliotheek, gevestigd in het 'cultureel kwartier' aan de Mariënburg, jaarlijks wordt de Bibliotheek Nijmegen Literatuurprijsuitgereikt.
- De Commanderie van Sint Jan met verschillende ambachten en de stadsbrouwerij met ondersteunend café en restaurant.
- Het Regionaal Archief Nijmegen
- Stadsschouwburg en De Vereeniging (voorheen Keizer Karel Podia)
- Het Steigertheater
- De Stichting Literaire Activiteiten Nijmegen
- Uitgeverij De Stiel, non-profituitgeverij voor bijzondere projecten
- Het Vlaams Cultureel Kwartier organiseert cursussen, tentoonstellingen en optredens met het doel de culturele uitwisseling tussen Vlaanderen en Gelderland te bevorderen
- Het Vrijdagtheater
- De Wintertuin
- Onbederf'lijk Vers, jaarlijks terugkerend poëziefestival
- Extrapool, kunstenaarsinitiatief en podium voor alternatieve en experimentele muziek, beeldende kunst en film
- Cultuurspinnerij De Vasim, culturele broedplaats van 9000m2 met ateliers, werkplaatsen en kantoren voor kunstenaars en culturele organisaties.
- Klassieke dansgroep Les Precieuses Ridicules (18e- en 19e-eeuwse hofdans)
Bezienswaardigheden en monumenten
- Botanische Tuin Hortus Arcadië
- de Grote of Sint-Stevenskerk
- het Stadhuis
- de Waag op de Grote Markt
- Grote Markt
- het Valkhof met de Barbarossaruïne en de Sint-Nicolaaskapel
- resten van de omwalling: het Hunnerpark met de Belvédère en het Kronenburgerpark met de Kruittoren
- stukjes Romeinse geschiedenis door de hele stad
- Lange Hezelstraat, de oudste winkelstraat van Nederland
- middeleeuwse bebouwing in de Benedenstad, bij de Lange Hezelstraat
- Goffertpark
- Concertgebouw de Vereeniging, van architect Oscar Leeuw
- Ruiterstandbeeld Keizer Karel, Keizer Karelplein, 1962, door Albert Termote
- Beeld van "Stephanus", Berg en Dalseweg, 1951, door Albert Termote
- Lutherse kerk Prins Hendrikstraat 79 van architect Derk Semmelink
- Keizerbeelden en de madonna aan het Raadhuis, door Albert Termote
- De voormalige gereformeerde kerk aan de Begijnenstraat van architect B. Bouwman
- De Titus Brandsma Gedachteniskerk (voormalige Sint-Jozefkerk) van architect B.J.C. Claase
- De moderne katholieke Dominicuskerk van architect Th. Nix
- Het complex FiftyTwoDegrees ontworpen door Francine Houben en Francesco Veenstra
- Het Quack-monument of Maria-Adolffontein
- Het Benzinestation Auto Palace uit 1936, nu Rijksmonument
- De Waalkade
Een deel van Nijmegen is een beschermd stadsgezicht, de Benedenstad, samen met een deel van de 19e-eeuwse stadsuitleg.
Ook zijn er een aantal oorlogsmonumenten in Nijmegen.
Kaart van het oude centrum van Nijmegen (2017), met bezienswaardigheden.
Musea
|
|
Parken
|
|
|
Evenementen
- Nijmeegse Vierdaagse (meerdaagse langeafstandsmars in de derde week van juli met internationaal deelnemersveld)
- Vierdaagsefeesten (festiviteiten rondom de Nijmeegse Vierdaagse, waaronder Roze Woensdag)
- Batavierenrace (estafetteloop voor studenten, tussen Nijmegen en Enschede)
- Zevenheuvelenloop (hardloopwedstrijd met start en finish in Nijmegen)
- Marikenloop (hardloopwedstrijd, uitsluitend voor vrouwen)
- Fietsvierdaagse (een week na de Nijmeegse Vierdaagse)
- Kermis (in juni en in oktober)
- Carnaval (waarin Nijmegen Knotsenburg heet, naar Fort Knotsenburg dat bij het huidige dorp Lent gelegen was)
- Roze Meifeest
- Mariken Winterfestival
- Gebroeders van Limburgfestival (middeleeuws re-enactment festival)
- Romeinenfestival
- Emporium (dancefestival dat sinds 2005 door de Nijmeegse discotheek The Matrixx georganiseerd wordt in recreatiegebied de Berendonck in Wijchen)
- JuPla Rally (jaarlijkse rally in de omgeving van Nijmegen t.b.v. het goede doel)
- Dag van het Levenslied (muziekfestival op moederdag)
- Kids 'n' Billies (muziekfestival)
- Music Meeting (muziekfestival)
- FortaRock Festival (muziekfestival)
- Nacht van de Vluchteling (Sponsorloop van Nijmegen naar Arnhem)
Muzikale verenigingen
|
|
Uitgaansleven
Als studentenstad kent Nijmegen een levendig uitgaansleven en heeft sinds 2010 ook een nachtburgemeester. Vele (eet)cafés en restaurants bevinden zich aan de Grote Markt en het Koningsplein en ook de Molenstraat is een belangrijke uitgaansstraat met onder meer een vestiging van de vroegere caféketen De Drie Gezusters. Een bekende grote discotheek is Monte Carlo (opvolger van The Matrixx) aan de Wijchenseweg. De stad telt ook een aantal coffeeshops.
De homohoreca was sinds de jaren tachtig geconcentreerd in de Van Welderenstraat, maar daar zit in 2017 alleen nog café Thomtom (voorheen 't Bakkertje). Elders in de stad zijn er nog café Mets, danscafé Marcus-Antonius en de leer/cruisingbar Chaps.
De prostitutie in Nijmegen omvat raamprostitutie aan de Nieuwe Markt en een tippelzone aan de Nieuwe Marktstraat, beide nabij het Kronenburgerpark.
Seksuele diversiteit
Nijmegen is sinds jaar en dag een 'roze' stad met naar schatting 10.000 lhbt-inwoners (ruim 6% van het inwonersaantal), een reeks van homobars en een actieve homobeweging met het Roze Huis Nijmegen als enige onafhankelijke roze huis in Nederland en DITO! als grote homojongerenorganisatie. Vanuit de gemeente kwam er in 1987 een eerste nota voor homo- en lesbisch beleid waarmee de stad in de top 3 staat van gemeenten met het beste roze beleid. Ook is er een goede samenwerking met lhbt-organisaties. In 1984 en 2005 werd de Roze Zaterdag in Nijmegen gehouden. Als variant op het regenboogpad werden in 2015 de Veerpoorttrappen middels een kunstzinnige beschildering omgevormd tot een regenboogtrap.
Gezondheidszorg
- Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis
- Sint Maartenskliniek
- Radboud universitair medisch centrum
Onderwijs
Nijmegen kent een aantal basisscholen en scholen en colleges voor het middelbaar onderwijs. Er zijn verschillende instituten van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en er is een regionaal opleidingencentrum (ROC) gevestigd. De stad heeft sinds 1923 een universiteit, de Radboud Universiteit Nijmegen.
Sport
Voetbal
De plaatselijke betaaldvoetbalclub is NEC Nijmegen, die uitkomt in de Eerste divisie. De club speelt zijn thuiswedstrijden in het Goffertstadion. Quick 1888 is de enige Nijmeegse voetbalclub die ooit een grote prijs won (KNVB Beker 1949).
Stichtingen
Nijmegen kent ongeveer 50 sportverenigingen alsmede aparte voorzieningen voor gehandicaptensport.
Verkeer en vervoer
Vanuit Nijmegen zijn de Randstad, noord-Limburg, de provincie Noord-Brabant en de noordelijke provincies van Nederland makkelijk te bereiken per auto en per openbaar vervoer. Ook het Duitse Ruhrgebied en de Belgische regio Antwerpen zijn goed te bereiken met de auto. Met de aanleg van de A73-zuid is ook het zuidelijke deel van Nederlands-Limburg vanuit Nijmegen beter bereikbaar.
Wegverkeer
Nijmegen is aangesloten op de volgende rijks- en provinciale wegen:
- De A15 loopt ten noorden van de Waalsprong Nijmegen, met aansluiting Nijmegen-Noord. De A15 geeft verbinding in de richting van de 325bij Knooppunt Ressen en de A50 bij Knooppunt Valburg.
- De A73 / E31 loopt ten westen van Nijmegen, met aansluitingen Dukenburg, N326 en Knooppunt Neerbosch. De A73 geeft verbinding in de richting Venlo en richting de A50 bij Knooppunt Ewijk
- De N324 vanuit Oss loopt vanaf Grave en Alverna langs Wijchen naar Nijmegen Dukenburg waar ze op het Takenhofplein met de N 326 verbonden wordt. In Nijmegen heeft de weg de namen Van Rosenburgweg en Van Schuylenburgweg.
- De A325 vanuit Arnhem, gaat na Knooppunt Ressen over in de N325 en loopt via de Waalbrug, langs Beek naar de Duitse grensplaats Wyler, waar de weg verdergaat als Bundesstraße 9. Dit is de voormalige Rijksweg 52.
- De A326 begint bij Knooppunt Bankhoef aan de A50, gaat bij Bijsterhuizen verder als autoweg N326, kruist de A73 en loopt vervolgens als Wijchenseweg en Graafseweg via het Keizer Karelplein en de Oranjesingel naar het Keizer Traianusplein, waar de weg aansluit op de N325.
- De N842 verbindt Groesbeek met Nijmegen. Binnen de Nijmeegse bebouwde kom gaat deze weg verder als de Groesbeekseweg.
- De N844 verbindt Malden met Nijmegen. Binnen de Nijmeegse bebouwde kom gaat deze weg verder als de St. Annastraat.
De Waal wordt in Nijmegen voor autoverkeer overbrugd door de oude - en sinds november 2013 - ook door de nieuwe Waalbrug. De nieuwe brug wordt De Oversteek genoemd, ter herinnering aan de heldhaftige oversteek die precies op de plek waar de brug is gebouwd, in september 1944 door het Amerikaanse 504th parachute infantry regiment van de 82nd airborne division werd uitgevoerd. Voor fietsers is er de Snelbinder. De oevers van het Maas-Waalkanaal worden verbonden door de Dukenburgsebrug, de Graafsebrug, de Hatertsebrug en de Neerbosschebrug alsmede het sluiscomplex Weurt.
Stads- en streekvervoer
Het stads- en streekvervoer per autobus wordt verzorgd door Breng. De lijn naar Gennep en Venlo wordt gezamenlijk geëxploiteerd samen met Arriva Personenvervoer Nederland. De lijn naar Uden wordt gezamenlijk geëxploiteerd met Arriva Personenvervoer Nederland uit Noord-Brabant. De lijn naar Druten en Tiel wordt gezamenlijk geëxploiteerd met Arriva uit Rivierenland.
Tot 2009 was het stads-en streekvervoer van elkaar gescheiden. Novio verzorgde alleen het stadsvervoer. Hermes verzorgde de meeste streeklijnen, waarvan de lijnen richting Arnhem in samenwerking met Connexxion.
In het verleden kende Nijmegen een tramnetwerk en een trolleybusnet, die in respectievelijk 1955 en 1969 uit de stad verdwenen. Een plan om vanaf 2015 een trambus tussen de wijk Waalsprong en de universiteit te laten rijden is inmiddels weer van de baan.
Spoorwegen
Nijmegen heeft vijf NS-stations:
- Nijmegen
- Nijmegen Dukenburg (aan de Brabantse lijn in de richting 's-Hertogenbosch - Roosendaal)
- Nijmegen Heyendaal (aan de Maaslijn in de richting Venlo)
- Nijmegen Lent (aan de spoorlijn naar Arnhem)
- Nijmegen Goffert (gelegen tussen station Nijmegen en station Nijmegen Dukenburg)
In Nijmegen beginnen de Intercity's richting Utrecht Centraal en verder; en hebben de Intercity's Zwolle - Arnhem Centraal - Roosendaal een stop in Nijmegen. Vanuit Arnhem Centraal (en Zutphen) komen de Sprinters welke richting Wijchen en 's-Hertogenbosch verder rijden. Vanuit Nijmegen beginnen ook de stoptreinen van Arriva richting Venray, Venlo en verder.
De spoorlijn naar Arnhem loopt over de Spoorbrug Nijmegen, die in 1879 gereed kwam.
Er heeft ook een spoorverbinding met Kleef bestaan. Deze is echter op 2 juni 1991 gesloten voor reizigersvervoer, omdat de exploitatie niet rendabel was. Tegenwoordig is deze verbinding overgenomen door bussen van de NIAG.
Fiets
Nijmegen staat erom bekend dat er goede faciliteiten zijn voor fietsers. Tevens is de fiets één van de meest gebruikte vervoersmiddelen in de stad. Het RijnWaalpad is een 17 km lange fietssnelweg en verbindt Nijmegen met Arnhem. Het is de eerste snelfietsroute van de regio. Het is een vrijliggende snelfietsroute waar fietsers niet hoeven te wachten bij verkeerslichten.
Prijzen
Nijmegen won onderstaande prijzen:
- 2005 - Schoonste Stad van Nederland
- 2008 - Meest gevarieerd winkelgebied van Nederland
- 2011 - Waterfront Center Award 2011
- 2016 - Fietshoofdstad van Nederland
- 2016 - European Green Capital Award 2018
De gemeente reikt zelf ook meerdere prijzen uit. Nijmegen kent sinds 2009 in gradatie de gemeentelijke onderscheidingen van:
- het Ereburgerschap
- de Erepenning (draaginsigne Gouden Waalbrugspeld)
- de Traianuspenning
- de Zilveren Waalbrugspeld
Daarvoor werden ook de De Nijmeegse Bliksem, de Bronzen Erepenning en de Gouden Waalbrugspeld uitgereikt.
De gemeente reikt tevens de culturele Karel de Grote-prijs en Cultuur Stimuleringsprijs Stad Nijmegen (voorheen Alcuinusprijs) uit en is participant in de Vrede van Nijmegen Penning.
Panorama
Aangrenzende gemeenten
Aangrenzende gemeenten | ||
---|---|---|
Overbetuwe | Lingewaard | |
Beuningen | Berg en Dal | |
Wijchen | Heumen |
Vlag van Nijmegen
De vlag van Nijmegen is op 1 januari 1995 officieel door de gemeenteraad aangenomen als de vlag van de gemeente Nijmegen. Tot de jaren 50 was er altijd een vlag in gebruik met rode en zwarte banen, maar het aantal banen kon wisselen. In 1953 is er een vlag vastgesteld dat dezelfde kleuren had als het stadswapen: blauw en geel.
Geschiedenis
Tot in de jaren '50 van de vorige eeuw had Nijmegen geen officiële gemeentevlag. In die periode is het gebruikelijk dat het gemeentelijk of stadswapen dezelfde kleuren heeft als de vlag die de gemeente of stad gebruikt. De eerste door de gemeenteraad aangenomen vlag heeft drie gelijke banen geel-zwart-geel.
In 1994 besluit de gemeenteraad om de historische correcte vlag aan te nemen. Deze kleuren komen ook voor op de luiken van de Latijnse School en de Waag. In de Commanderie van Sint Jan staan een schandton en een kovel (ceremoniële kap) van de burgemeester van Nijmegen. De burgemeester droeg deze kap tussen 1592 en 1770.
Het grootste bewijs komt echter van het 'antependium', het voorhangsel van de altaartafel uit de Sint-Olofskapel van het Schippersgilde. Een vlag nabij de mastkorf op een schip toont twee banen, de bovenste is zwart en de onderste is rood.
Trivia
De kleuren van de vlag van Nijmegen komen niet terug in het wapen van Nijmegen, in tegenstelling tot de meeste vlaggen en wapens van Nederlandse gemeentes.
Wapen van Nijmegen
Het wapen van Nijmegen iaarvan de basis in de middeleeuwen ligt. De dubbelkoppige adelaar stamt ook uit deze tijd. In het jaar 1230, toen Nijmegen als 23e stad op het grondgebied van het hedendaagse Nederland, de moderne stadsrechten werden verleend, verkreeg de stad het recht om deze adelaar op het wapen te voeren.
Geschiedenis
Nijmegen kreeg, zoals hierboven vermeld, dus in 1230 de moderne stadsrechten van Hendrik VII, rooms-koning. Uit diens hoofde verkreeg de stad ook het recht om de tweekoppige adelaar te voeren als wapen. Dit gebeurde pas na het jaar 1300. In 1242 vertoonde de stadszegel een gekanteeld kasteel met 3 torens. In de poort van het kasteel staat een keizer, deze wordt ten halve lijve getoond. De keizer houdt ook regalia vast, zijn voeten rusten op twee leeuwen.
In 1247 verpandde Graaf Willem II, graaf van Holland en Rooms-Koning, de stad Nijmegen aan Otto II de graaf van Gelre. Omdat het pand nooit is ingelost is Nijmegen sindsdien een Gelderse stad gebleven. Symbolen zoals de Gelderse leeuw op het hartschild en de twee schildhouders in de vorm van Gelderse leeuwen tonen dit. Een van de leeuwen is van Gelderland en de ander is van Gulik. De hertogen van Gelre waren sinds 1393 ook de hertogen van Gulik.
Op een zegel uit 1570 wordt het wapen niet door de keizerskroon gedekt maar door een toernooihelm. De keizerskroon dekt de toernooihelm, de kroon lijkt op de hedendaagse keizerskroon van Amsterdam.
Op 20 juli 1816 maakt de Hoge Raad van Adel het wapen pas officieel.
In 1953 is het wapen deels aangepast naar hoe het in vroeger tijden is geweest. Men is echter vergeten ook de kleuren van de adelaar te corrigeren. De adelaar had dezelfde kleuren moeten hebben zoals de rijksadelaar van Duitsland. Dat is een zwarte adelaar met rode snavel en nagels. Tot op heden is dit niet gecorrigeerd.
Blazoenering
Het blazoenering van het wapen van Nijmegen is voor het eerst toegekend op 20 juli 1816. Het tweede en meest recente blazoen is van 7 augustus 1953 voor dit blazoen zijn een aantal zaken veranderd naar de meer historisch correcte weergave. Het meest recente beschrijving luidt als volgt:
"In goud een dubbele adelaar van sabel, op de borst in een hartschild van azuur een dubbelstaartige leeuw van goud, gekroond met een kroon van goud van 3 bladeren en 2 paarlen, getongd en genageld van keel. Het schild gedekt met een keizerskroon van goud, gevoerd van keel, en vastgehouden ter rechterzijde door een leeuw van goud, en ter linkerzijde door een leeuw van sabel, beide getongd en genageld van keel." |
Het wapen toont een zwarte dubbele adelaar op een veld van goud. De adelaar heeft op de borst een zogenaamd hartschild van azuur (blauw) met een gouden leeuw met een kroon met 3 bladeren en 2 parels er tussen. De tong en nagels van deze leeuw zijn rood van kleur. Het wapenschild wordt gedekt door een gouden keizerskroon, rood gevoerd en aan beide zijdes gehouden door een leeuw. Het wapen heeft twee schildhouders in de vorm van leeuwen. De heraldisch rechter leeuw is goud en de linker leeuw is zwart, beide hebben rode tong en nagels.
Keizerskroon
Karel V erkent Nijmegen als Rijksstad en verleent het stadswapen de keizerskroon. Nijmegen is een van de tien Nederlandse gemeenten die een keizerskroon in hun wapen voeren. De dubbele adelaar in combinatie met de keizerskroon herinnert eraan dat Nijmegen een vrije rijksstad van het Heilige Roomse Rijk was. De kroon is reeds in 1572 gevoerd, in die tijd nog op een ridderhelm. Volgens de officiële beschrijving is de kroon rood gevoerd, echter de meeste bekende afbeeldingen van het wapen tonen (foutief) een blauwe keizerskroon. Het Nijmeegse wapen zou eigenlijk een Rudolfinische keizerskroon moeten voeren, een kroon zoals die op het wapen van Amsterdam gevoerd wordt. Deze correctie werd niet opgenomen in de wijziging van 1953. In 1972 werd wederom een poging ondernomen tot correctie, uiteindelijk zag men daarvan af, omdat het wapen al sinds lange tijd als zodanig is gevoerd.
Van de tien Nederlandse kronen zijn er negen rood, te weten die van: Amsterdam, Bolsward, Deventer, Hulst, Kampen, Middelburg, Tiel, Zwolle en dus ook Nijmegen. Alleen de kroon Medemblik is van azuur (blauw).
Geschiedenis van Nijmegen
Dit artikel geeft een overzicht van de geschiedenis van Nijmegen.
Oudste sporen
Nijmegen is naast Maastricht en Voorburg een van de drie steden die de titel oudste stad van Nederland claimen. In het jaar 2005 werd het 2000-jarig bestaan van de stad en het 1900-jarig bezit van stadsrechten gevierd. Sporen van bewoning zijn al bekend uit het Neolithicum, de midden en late bronstijd en (ten noorden van de Waal) uit de midden en late ijzertijd.
Romeinen
Nijmegen is ontstaan als Romeins administratief en economisch centrum ten behoeve van de Bataven, en heette eerst Oppidum Batavorum, gelegen op het moderne Valkhof. De oudste Romeinse resten zijn die van een groot castrum op de Hunnerberg uit 15 v.Chr. Dit castrum is slechts enkele jaren in gebruik geweest, waarna het werd vervangen door een commandocentrale op de Kopse Hof. De resten van het, voor zover bekend, oudste stenen gebouw in Nederland werden in 2005 gevonden op enkele kilometers ten westen van de Hunnerberg.
Doordat de verovering van Germanië was mislukt na de verpletterende Romeinse nederlaag in het Teutoburgerwoud (9 n.Chr.), werd duidelijk dat de Rijn voorlopig de grens van het Romeinse Rijk zou blijven, en Oppidum Batavorum een grenspost die versterkt moest worden. Er werd een permanent legerkamp op het Kops Plateau gebouwd, dat kleiner was dan het Hunnerbergse castrum. Tussen 10 n.Chr. en 69 n.Chr. ontwikkelde Oppidum Batavorum zich tot een nederzetting van Gallo-Romeinse handwerkslieden, handelaren, ambtenaren en magistraten. De Bataafse nederzettingen bevonden zich ten noorden van de Waal bij Lent en Oosterhout, waar vele vondsten uit de Romeinse tijd zijn gedaan. Belangrijk is in dit verband de zogenoemde Godenpijler, die door de Maastrichtse stadsarcheoloog Titus Panhuysen op 17 n.Chr. wordt gedateerd, wat overeenkomt met het beëindigen van de campagnes van Germanicus tegen de Cherusken. Uit deze zuil en de vondsten op de Kopse Hof kan worden geconcludeerd dat zich in Romeins Nijmegen een belangrijke Romeinse commandocentrale heeft bevonden. Tijdens de Bataafse Opstand onder Julius Civilis in 69 n.Chr. werd de nederzetting samen met de praetorium op de Kopse Hof vernietigd.
Na de Opstand van de Bataven werd op de Hunnerberg Legio X Gemina pia fidelis gevestigd, dat uit vele vondsten bekend is. Langs de Waal waar nu het Waterkwartier ligt ontstond een nieuwe nederzetting die van de Romeinse keizer Trajanus (oorspronkelijk van Itálica, Spanje) tussen 98 n.Chr. en 102 n.Chr. onder de naam Ulpia Noviomagus Batavorum stadsrechten kreeg. Na het vertrek van het legioen werd op de Hunnerberg voortaan enkel nog een klein detachement soldaten gelegerd, tot de castra rond 175 definitief ontruimd werd.
In de 2e eeuw na Christus maakte Noviomagus een bloeiperiode mee. Het was met een bevolking van 5000 tot 6000 de grootste stad op het grondgebied van het huidige Nederland. Het zou hierna duizend jaar duren voordat in Nederland een andere stad (Utrecht) dat inwonertal haalde. De oppervlakte bedroeg volgens schattingen 40 hectare. Noviomagus was de hoofdstad van wat de Romeinen de Civitas Batavorum ("het Bataafse stamgebied") noemden.
De ontruiming van de castra bracht uiteindelijk stagnatie en verval, ook omdat rond dezelfde tijd de Gouden Eeuw van Rome eindigde en het Romeinse Rijk een moeilijkere periode in ging. Rond het jaar 180 moet er een grote brand in Noviomagus hebben gewoed, al is de oorzaak onbekend. De uitbraak van de crisis van de derde eeuw betekende de doodssteek voor Noviomagus, dat in de loop van de crisis verlaten werd. Van de oude stad zijn uiteindelijk twee naast elkaar gelegen tempels en de restanten van wat mogelijk een badgebouw was teruggevonden.
Tijdens het Dominaat werd er in het Romeinse Rijk orde op zaken gesteld. Rond het jaar 325 werd er een nieuwe versterking gebouwd op het Valkhof, waar een eenheid Frankische hulptroepen gelegerd werd. Vlak bij dit fort verrees een nieuwe nederzetting.
Middeleeuwen
Een eerste bezoek door de Duitse keizer Hendrik V vond in 1125 plaats toen de koning van Aken, naar Utrecht reizend, Nijmegen aandeed.
Op 17 mei 1151 werd er in Nijmegen onderhandeld door Frederik Barbarossa over het ambt van de bisschop van Utrecht. Als getuigen worden 17 bisschoppen, abten, graven en hoge heren genoemd, waarbij in de akte staat dat ze is opgemaakt in palatio Noviomagi. Uitgegeven in het paleis van Noviomagus. Dit toont aan dat er in Nijmegen al een accommodatie was om zo'n illuster gezelschap te ontvangen en rijkszaken te behandelen en af te wikkelen. Hiervan resteren tegenwoordig nog twee kapellen, het overige deel van het complex werd in 1796 gesloopt.
Onder de Rooms-koning Hendrik VII werd Nijmegen op 31 augustus 1230 Rijksstad, door de verlening van stadsrechten op basis van de rechten van de stad Aken. Dit betekende dat de stad een eigen stadsbestuur (voorlopig nog in de Valkhofburcht) en eigen rechtspraak kreeg en ter hoofdvaart naar Aken ging. In 1233 kreeg Nijmegen zijn eigen zegel. In de noordelijke Nederlanden is Nijmegen het enige voorbeeld waarvan vaststaat dat het een rijksstad is geweest.
Kort daarop, op 8 oktober 1247, kwam de Rijksstad met het Rijk van Nijmegen echter in Gelderse handen. Graaf Otto II van Gelre en Zutphen, kreeg de stad als onderpand van de armlastige Roomse koning Willem II (die tevens graaf van Holland was), en aangezien de lening nooit werd afbetaald, bleef Nijmegen voortaan Gelders.
De burcht van Nijmegen is maar kort in dienst geweest als Duitse residentie. Na Frederik Barbarossa heeft geen koning of keizer er nog geresideerd. De burcht Nijmegen was zoverre afgeschreven dat ze met al haar toebehoren werd verpand aan Otto II graaf van Gelre door Willem II, graaf van Holland. Of hier een koehandel aan vooraf is gegaan zou men kunnen opvatten uit de vooronderhandelingen tussen Otto van Gelre en graaf Willem van Holland. Otto van Gelre had Willem van Holland moeten steunen te Neuss op 3 oktober 1247 toen er een nieuwe koning gekozen werd. De burcht van Nijmegen was toen inzet van deze steun. Het succes van Willem van Holland werd zo sterk aan Otto van Gelre toegeschreven dat deze op 8 oktober de burcht in pand kreeg.
In 1255 keurde paus Alexander IV de belening van de burcht Nijmegen en de tol te Lobith aan Otto van Gelre goed, en gaf tevens dat deze lenen bij ontstentenis van een mannelijke opvolger op een dochter kon overgaan, wat in 1292 door paus Nicolaas IV ten gunste van Reinald van Gelre werd herhaald.
Nijmegen werd nu een van de Gelderse hoofdsteden, het Kwartier van Nijmegen de voornaamste van de vier. Kort na 1250 werd onder graaf Otto II de 7e-eeuwse Grote of Sint-Stevenskerk op het Kelfkensbos afgebroken en begon de bouw van de nieuwe Stevenskerk op de huidige locatie. Op 7 september 1274 werd het nieuwe godshuis door Albertus Magnusgewijd.
Aan het eind van de 13e eeuw werd de stad versterkt met een aarden wal, die vanaf het Valkhof dwars door de stad liep tot aan de Oude Haven. Begin 14e eeuw ontstond aan de voet van de Valkhofheuvel de nieuwe wijk Nyerstat. In 1402 werd Nijmegen een Hanzestad. In het eerste kwart van de 15e eeuw werd er een stenen muur om de oude stad heen gebouwd, ter vervanging van de aarden wal.
Kort voor 1400 werden te Nijmegen de Gebroeders Van Limburg geboren. Zij worden gerekend tot topkunstenaars uit hun tijd.
Tijdens de late middeleeuwen stond de stad nog bekend als Nieumeghen (bewaard gebleven in de titel van het bekende mirakelspel Mariken van Nieumeghen), wat in de volksmond door metathesis Nimwegen is geworden.
Nieuwe tijd
Omstreeks 1520 werd begonnen met het versterken van de Nijmeegse voorsteden door middel van een stenen muur en een aantal torens. Deze muur werd uiteindelijk doorgetrokken tot aan de Kronenburgtoren, waar hij aansloot op de muur om de oude stad die er sinds 1425 was, en verder versterkt met een nieuwe aarden wal en een gracht. Omstreeks 1531 was de stadsommuring geheel voltooid.
In 1543 was Nijmegen, evenals overig Gelre via het Traktaat van Venlo aan de Habsburgers gekomen. De status van belangrijkste Gelderse stad was het kwijtgeraakt onder hertog Karel, die de voorkeur had gegeven aan Arnhem.
De Reformatie kreeg beperkte aanhang in de stad, en de vernielingen tijdens de beeldenstorm, die op 24 september 1566 Nijmegen bereikte, bleven betrekkelijk beperkt. Wel kwam het tot gevechten tussen katholieken en protestanten, zodanig de Gelderse stadhouder Karel van Brimeu op 19 oktober de stad met soldaten moest bezetten om de rust te herstellen; voorlopig bleven de katholieken aan de macht. Protestanten werden vervolgd en sommigen moesten vluchten. In 1574 rukten Lodewijk en Hendrik van Nassau, broers van Willem van Oranje, met een leger op vanuit 'Duitsland' naar Nijmegen, maar werden in de slag op de Mookerheide verslagen en gedood.
In 1576 gingen de Spaanse soldaten muiten en hielden vooral in Antwerpen vreselijk huis; de schok die dit teweegbracht dreef katholieken en protestanten in elkaars armen en leidde tot het sluiten van de Pacificatie van Gent, die ook Nijmegen ondertekende. De Pacificatie bepaalde dat op Holland en Zeeland na de Nederlanden katholiek zouden blijven. Nijmegen vroeg in 1578 Willem van Oranje om stadhouder van Gelre te worden, maar omdat dit onverenigbaar was met zijn stadhouderschap voor Holland en Zeeland, stelde hij zijn broer Jan van Nassau voor; omdat hij beloofde de Pacificatie te eerbiedigen, nam de magistraat hem aan. Echter bleek al gauw dat hij uit was op de protestantisering van Gelre, en op 2 januari 1579 grepen de hervormden de macht in de Nijmeegse magistraat, waar de roomsen uit werden gezet. De op 23 januari gesloten Unie van Utrecht, waarin de opstandige steden en gewesten van de harde lijn zich militair verenigden, werd op 5 maart ook door Nijmegen ondertekend.
Op 6 maart 1585 viel de stad weer in Spaanse handen; de katholieke meerderheid opende de stadspoorten voor het leger van Claudius van Berlaymont, de koningsgezinde stadhouder van Gelre. Hoewel de Nijmegenaren vroegen om geloofsvrijheid voor de protestanten, weigerde landvoogd Alexander Farnese dit, maar protestanten kregen twee jaar de tijd om ofwel de stad te verlaten, ofwel terug te keren tot het katholieke geloof. De Staatse legerleider Maarten Schenk trachtte in 1589 met een aanslag Nijmegen in te nemen, maar dat mislukte. Evenwel heroverde prins Maurits de stad tijdens het tweede Beleg van Nijmegen (1591).
Tijdens het Twaalfjarig Bestand gaf Nijmegen blijk van een sterke remonstrantse inslag, zodat Maurits in 1618 de wet verzette. Van 1672tot 1674 kreeg Nijmegen te maken met een Franse bezetting. Te Nijmegen werd in 1678 de Vrede van Nijmegen tussen Frankrijk en de Republiek der Zeven Verenigde Provinciëngesloten.
Onder druk van de Hollandse patriotten vluchtte stadhouder Willem V van Oranje-Nassau eind 1785 weg uit Den Haag, om in november 1786 zijn stadhouderlijk hof op het Valkhof in Nijmegen te vestigen, waar hij in geval van nood snel kon vertrekken naar Pruisen. Zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen, reisde in juni 1787 naar Den Haag met het verzoek om terug te mogen keren, maar zij werd door patriotten aangehouden bij Goejanverwellesluis. Zij schreef haar broer koning Frederik Willem II van Pruisen over hoe zij was vernederd, waarop deze besloot militair in te grijpen en op 11 september via Nijmegen de Republiek binnenviel. De volgende dag vertrokken de Pruisische en de in Ooij, Persingen en Nijmegen gelegerde stadhouderlijke troepen om de rest van de Republiek te heroveren op de patriotten en de Oranjerestauratie door te voeren. Duizenden patriotten vluchtten naar Frankrijk, waar twee jaar later de Franse Revolutie uitbrak.
In 1794, tijdens de Eerste Coalitieoorlog, veroverden de Franse revolutionaire troepen de Generaliteitslanden, maar hun opmars werd gehinderd door de grote rivieren, waaronder de Maas en Waal. Op de Valkhofburcht werd onder de leiding van opperbevelhebber van het Staatse Leger Frederik van York vergaderd of de stad verdedigd moest worden. Op 27 oktober begonnen de Fransen een aanval op de voorposten bij Neerbosch. Op 2 november kwam de prins met zijn zoon langs. De bestuurders en magistraten verlieten de stad op 5 november, deels om bestuursredenen, deels uit lafheid. De Fransen beschoten vervolgens met groot geschut de stad, waarbij brand in de stad uitbrak en de burcht hevig werd beschadigd. Op 8 november verliet het garnizoen de stad en trokken de Fransen binnen. De bevolking leek tevreden omdat de verdedigers zich hadden misdragen. De zwaar beschadigde burcht, tevens symbool voor het stadhouderlijke ancien régime en de protestantse overheersing van het overwegend katholieke Nijmegen, werd na veel vergaderen gesloopt, op de Sint-Nicolaaskapelen Barbarossa-ruïne na, en het bouwmateriaal verkocht.
Recente geschiedenis
De groei van Nijmegen als stad werd ernstig beperkt, omdat Nijmegen voor de Vestingwet van 1874 de status van vestingstad had. Daarvoor mochten er rondom de vesting geen woningen gebouwd worden binnen het bereik van het geschut op de vesting, waardoor de stad binnen de vestingwallen enorm overbevolkt raakte (in 1875 woonden er ongeveer 23.000 mensen in de stad, terwijl er 2.400 panden waren). Na de afbraak van de vestingwallen in 1876 kon Nijmegen pas echt gaan groeien en verbeterde het leefklimaat in de stad.
In de decennia na de ontmanteling kende Nijmegen een grote stadsuitbreiding. Het plan voor deze stadsuitleg kwam van de hand van architect en stedenbouwkundige Bert Brouwer. Tot zijn dood in 1891 was hij naast stedenbouwkundige een belangrijk figuur in de Nijmeegse woningbouw. Bij de gemeentelijke grondveilingen werden door hem aanzienlijke stukken grond opgekocht. Veelal verschenen op deze locaties herenhuizen. Daarnaast ontwierp Brouwer enkele villa's, waaronder de burgemeesterswoning Nassausingel 2. Het gunstige bouwklimaat dat ontstond na de ontmanteling van de stadswallen trok in deze tijd ook nog verschillende andere architecten. Belangrijke namen onder hen zijn die van Derk Semmelink, Wilhelmus Johannes Maurits en Gerardus Buskens.
Nadat in 1879 al een spoorbrug over de Waal was gerealiseerd, kreeg Nijmegen in 1936 eindelijk een verkeersbrug, de Waalbrug. Deze brug werd tijdens de Duitse invasie in 1940 opgeblazen en in 1943 herbouwd. Voor 1936 was de enige verbinding met de overkant een veerpont naar Lent.In het kader van de katholieke emancipatiebeweging kreeg Nijmegen in 1923 een universiteit met rooms-katholieke signatuur, de huidige Radboud Universiteit Nijmegen (voorheen Katholieke Universiteit Nijmegen).
In de Tweede Wereldoorlog, op 22 februari 1944, leed Nijmegen zware schade bij een geallieerd bombardement, (uitgevoerd door 16 Amerikaanse bommenwerpers), dat eigenlijk bedoeld was voor een Duitse stad. Het vermoeden is dat Nijmegen vanuit de lucht werd aangezien voor het Duitse stadje Kleef (Kleve), beide zijn gelegen aan een rivier en voorzien van een markante toren. Bij dit bombardement vonden meer dan 800 mensen de dood en werd nagenoeg de gehele historische bovenstad verwoest of zwaar beschadigd.
In september 1944 werd in en rond Nijmegen hevig gevochten toen in het kader van Operatie Market Garden; de Waalbrug werd veroverd. Een belangrijke rol in de verovering van de brug was voor de Nijmeegse student Jan van Hoof, die als lid van de Geheime Dienst Nederland informatie had verzameld over de brug. Op 18 september 1944 maakte Van Hoof de explosieven die aan en onder de brug waren aangebracht onklaar, waarna de brug twee dagen later nagenoeg ongeschonden door geallieerde troepen kon worden veroverd. Maandenlang lag de stad toen pal aan het oorlogsfront, hetgeen nog een extra aanslag op de zwaar beschadigde stad tot gevolg had.
Voor hun aandeel in de Slag om Nijmegen (Battle of Nijmegen) en de verovering van de Waalbrug in september 1944 werden de 1st and 2nd Battalions Grenadier Guards onderscheiden met een Honorary Distinction. Dit is één van 74 Battle Honours die het regiment sinds 1656 heeft ontvangen. Nijmegen is één van de 45 namen die op het vaandel van de Grenadier Guards staan vermeld. In 1994 kreeg de opvolger van het 2nd Battalion de naam Nijmegen Company. Deze treedt aan bij talloze ceremoniële plechtigheden.
Op 18 september 1994 onthulde Lord Carrington bij de Waalbrug een gedenkplaat ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de Slag om Nijmegen en kreeg het zuidelijke viaduct de naam Grenadier Guardsviaduct.[2]. Het noordelijk viaduct heet sinds 2005 Sergeant Robinsonviaduct. Sergeant Peter Robinson van de Grenadier Guards stak op 20 september 1944 als eerste met zijn Sherman-tank de Waalbrug over.
Na de oorlog
Door verwaarlozing en armoede was de Benedenstad (het deel van het centrum dat in het lage deel, aan de Waal, is gelegen) na de Tweede Wereldoorlog in verval geraakt. De situatie was al in de 19e eeuw zorgwekkend, na de bouw van de Waalbrug en het verdwijnen van het veer in 1936, verdween ook de bedrijvigheid. Hoewel de Benedenstad min of meer gespaard bleef door de oorlogshandelingen, was de toestand van dit stadsdeel door de vele reeds gesloopte panden en slechte woonomstandigheden (verkrotte, onbewoonbaar verklaarde panden, huizen zonder sanitair e.d.) zodanig, dat na jarenlange discussies en plannenmakerij in 1972 besloten werd tot grootschalige sloop en herbouw. Doel van de herbouw was het behoud van de volkshuisvesting (sociale huurwoningen), de bedrijvigheid is vrijwel verdwenen. Van 1978 tot 1983 werden zo'n 650 woningen gebouwd, waarbij althans het stratenpatroon van voor de sloop grotendeels gehandhaafd bleef. In 1975 is de Benedenstad uitgeroepen tot "beschermd stadsgezicht", maar toen waren de meeste middeleeuwse panden al gesloopt. Alleen de Lage Markt, de Lange Hezelstraat, een deel van de Priemstraat en de Begijnenstraat zijn nog oorspronkelijk gebleven, de rest is nieuwbouw.
Nijmegen staat sinds de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw bekend als rode stad. Er waren in die jaren veel Marxisten te vinden die door de relatief grote populatie aan studenten erg opvielen. Bijnaam van Nijmegen was dan ook een tijdje 'Havana aan de Waal'. Een gewelddadige confrontatie tussen de linkse krakers en het Nijmeegse bestuur vond plaats in februari 1981, de Pierson-rellen. Frits Bolkesteinsprak in de jaren 1990 nog van 'Marxograd aan de Waal'. Thans is het 'rode aspect' in sterk afgezwakte vorm herkenbaar aan een links stadsbestuur. Het zeskoppige college van B&W bestond van 2002 tot 2010 uit GroenLinks, PvdA en SP. Sinds 2010 vervangt D66 de SP als coalitiepartij.
Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de stad zich flink uitgebreid, maar dat gebeurde eenzijdig in westelijke en vooral zuidwestelijke richting. De dorpen Hatert, Hees en Neerbosch werden opgeslokt door stadswijken met dezelfde naam. De belangrijkste uitbreiding was de bouw van de stadsdelen Dukenburg en Lindenholt vanaf 1966, ten westen van het Maas-Waalkanaal. De structuur van de stad werd zo zeer onevenwichtig: het centrum ligt geheel in het noorden, maar de stadsuitbreiding vond kilometers daarvandaan in zuidwestelijke richting plaats. Tot voor kort was de Waal een onneembare barrière die de noordgrens van de bebouwing bepaalde. Sinds eind jaren 90echter wordt er gebouwd aan de Vinex-locatie Waalsprong, ten noorden van de Waal.
Eind 2003 kwamen de gemeente en de politie van Nijmegen in opspraak vanwege de honderden centrumverboden die werden verordonneerd voor mensen die zich schuldig maken aan de in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen vergrijpen. Een centrumverbod is een voorbeeld van een gebiedsverbod, een (tijdelijk) verbod om in een bepaald gebied te verblijven.
In 2004 haalde de gemeente de landelijke media na een besluit van de gemeenteraad om SUV's (grote terreinwagens) niet meer in het centrum te laten parkeren. Als argumenten werden vooral de milieuvervuiling en de onveiligheid van deze auto's naar voren gebracht. Het besluit leidde tot een kortstondige landelijke discussie over dit onderwerp. Het College van B&W besloot het besluit van de gemeenteraad naast zich neer te leggen, omdat Nederlandse en Europese regels uitvoering van het voorstel in de weg staan.
In november 2005 werd in het centrum van de stad de plaatselijk bekende activist Louis Sévèke met een vuurwapen om het leven gebracht. Hij was voornamelijk bekend geworden door zijn strijd tegen de voormalige Binnenlandse Veiligheidsdienst, tegenwoordig de AIVD.
Voor de periode 2010-2020 staat de bouw van het Waalfront gepland. Deze nieuwe buurt zal komen te liggen op de locatie van het huidige oude havengebied in de Biezen, langs de Waal. In november 2013 werd de Stadsbrug geopend, een nieuwe oeververbinding.
Ulpia Noviomagus Batavorum
Ulpia Noviomagus Batavorum is de naam van Nijmegen in de laat-Romeinse tijd; het voorvoegsel Ulpia verwijst naar keizer Marcus Ulpius Traianus hetgeen het mogelijk maakt de naam te dateren op 104 n.C. Voorheen stond de plaats bekend onder de naam Oppidum Batavorum. Of Batavodurum (versterkte stad van de Bataven) inderdaad dezelfde nederzetting aanduidt, is niet zeker.
Het was de hoofdstad van de Civitas Batavorum (zie ook Germania Secunda).
Achtergrond: eerste archeologische onderzoek
Archeologisch onderzoek in Nijmegen werd in gang gezet door de archeoloog Jan Hendrik Holwerda, wiens interesse werd gewekt door enkele Romeinse oudheden die gevonden waren. Hij groef in de periode 1914 tot 1921 een aantal smalle sleuven. Holwerda kende de Historiae van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus, die zegt dat Oppidum Batavorum door Julius Civilis in 69 n.C. in brand werd gestoken. Holwerda verbond zijn vondsten met dit verhaal en meent Oppidum Batavorum gevonden te hebben en zelfs het huis van Julius Civilis gevonden te hebben. Later bleek het echter niet om een inheemse nederzetting te gaan, maar om een Romeins economisch en bestuurlijk centrum: de residentie van de Romeinse magistraten, handwerkslieden en handelaren.
Hoewel Holwerda's conclusie onjuist bleek, was duidelijk dat Nijmegen een archeologische toplocatie was. Vanaf 1970 is het gebied als archeologisch monument beschermd en is uitgebreid onderzoek gedaan waarbij vele sporen zijn gevonden die helpen de geschreven historie niet alleen in de tijd, maar ook in de ruimte te plaatsen. Op basis van vondsten kunnen passages die Tacitus schreef door fysiek bewijsmateriaal worden ondersteund.
Prehistorie
Vondsten
De vroegste sporen die duiden op bewoning van Nijmegen zijn enkele grafkuilen uit het late neolithicum (ca 2000 v.C.) op het Kops Plateau. Verder zijn er een aantal grafheuvels gevonden uit de bronstijd, waarin de gecremeerde resten van meerdere personen zijn aangetroffen (ca. 1100-500 v.Chr.), ook zijn sporen van een cultusplaats gevonden. In latere tijden groeide dit gebied uit tot een echt grafveld (late bronstijd, vroege ijzertijd). Bij sommige van de graven uit deze tijd zijn wapens gevonden zoals ijzeren speren en de resten van een strijdwagen, zodat met enige zekerheid gesteld kan worden dat de strategische ligging al in de prehistorie werd ingezien.
Aan de noordzijde van de Waal (Lent en Oosterhout) zijn bewoningssporen gevonden die teruggaan tot in de achtste eeuw voor Christus: aardewerken spinklosjes, kuilen en paalkuilen, een vuurstenen sikkel en een urnenveld. Waarschijnlijk zijn dit de resten van een kleine nederzetting. Ook uit de midden-ijzertijd zijn hier sporen gevonden, onder andere De man van Lent, een goed bewaard gebleven skelet van een man op middelbare leeftijd (naar huidige begrippen) die met oor- en vlechtringen werd begraven. Tevens zijn kadavers van diverse huisdieren gevonden, waarvan sommige zonder kop.
De sporen van bewoning sinds de midden-bronstijd tot na de Romeinse tijd doen vermoeden dat de Bataven voornamelijk ten noorden van de Waal en ten zuiden van de Rijn woonden. Of de bewoning sinds de oudste tijd echter continu is geweest, is op grond van archeologisch materiaal niet te zeggen. Migratie zal zeker een demografische factor zijn geweest, maar verschillen in begrafenisrituelen (crematie versus begraven) en stilistische kenmerken van aardewerk kunnen ook culturele invloeden van buitenaf zijn, zonder een grootschalige migratie.
Historisch perspectief
Als plaatsbepaling doet 'Oppidum Batavorum' eigenlijk pas in de Historiae zijn intrede en in De origine et situ Germanorum zegt Tacitus dat de Bataven de insula Batavorum (het eiland van de Bataven) bewonen. Deze term gebruikt hij ook in zijn werk Annales. Aan de hand van de archeologische gegevens kan worden opgemaakt dat er niet zozeer sprake was van een 'Oppidum Batavorum', een stad der Bataven, maar veeleer van een netwerk van kleinere, agrarische nederzettingen, verspreid over een vrij groot gebied: de huidige Betuwe. Het is dus geheel in lijn met gangbare vormen van opstand dat Julius Civilis de 'Oppidum Batavorum' in brand stak. Hij stak niet zijn eigen stad in brand, maar die van de Romeinen.
Vroeg-Romeinse tijd (ca. 15 v.C. - 69 n.C.)
In 58-52 v.C. ondernam Gaius Julius Caesar voor het eerst (vanuit Romeins perspectief) een expeditie ten noorden van de Rijn.
De castra op de Hunnerberg, eerste periode (15 v.C.)
In 15 v.C. is op de Hunnerberg een groot kamp (castra) gebouwd. Dit kamp was 42 hectare groot, met ruimte voor twee legioenen of een legioenen een Ala milaria. In 12 v.C. voerde Drusus een grootscheepse, succesvolle campagne om Germania (inclusief finibus frisiorum) te veroveren. Sporen van deze campagne zijn in Nijmegen bewaard gebleven. Het is aannemelijk dat dit kamp heeft gediend als een van de uitvalsbases voor Drusus tijdens zijn campagne tegen de Germanen in 12 v.C.
De castra op het Kops Plateau
In circa 10 v.C. wordt in plaats van het eerdere grote kamp een relatief kleine castra gebouwd, dat plaats biedt aan ongeveer 800 manschappen. Het is echter wel voorzien van een groot en luxueus praetorium, een commandantswoning, in keizerlijk aristocratische stijl. De enige hiermee vergelijkbare vondsten zijn gedaan langs de rivier de Lippe. Opmerkelijk is niet alleen de grote omvang van het praetorium maar ook de relatief grote hoeveelheid officierswoningen. De architectuur is verwant aan die van de kampen in Lippe, Oberaden, Anreppen en Haltern (langs de Lippe), hoewel het laatste van iets jongere datum is.
Na de nederlaag van de Romeinen onder Varus vond een grote reorganisatie van de troepen in Germania Inferior plaats. In Nijmegen werd het bestaande kamp verbouwd. Het kreeg een oppervlak van 4,5 hectare en had een omvangrijke bezetting van officieren, waarvan vele uit de cavalerie. Hierop wijzen de vele gevonden metalen onderdelen van paardentuig, bitten en ruitersporen. Het praetorium bleef in gebruik.
Ook direct buiten de castra maken sporen en vondsten duidelijk dat hier diverse detachementen ruiterij gestationeerd zijn geweest, vooral langs de wegen door de toegangspoorten van de castra. Een deel van de ruiterij verbleef in een groot stallencomplex ten zuidwesten van de castra, waar ook enkele zeisen zijn gevonden, die gebruikt konden worden om gras te maaien voor hooi.
Tacitus schreef dat ook Germaanse troepen aan Romeinse zijde vochten. Niet alleen Bataven, maar ook Chauken uit het noordwesten van Duitsland (tussen Ems en de Weser). Karakteristieke ruitersporen, die elders alleen in het gebied aan de midden en benedenloop van de Elbe worden gevonden, maar ook beslag van paardentuig, duiden op aanwezigheid van Germaanse ruiterij, geheel in lijn met het verhaal van de Romeinse geschiedschrijver.
Het praetorium is in ieder geval tot kort voor de Opstand van de Bataven in bedrijf gebleven. Dramatisch is in dit verband de vondst van een bronzen schijf, die dienstdeed om eigendommen van een naam te voorzien. Op de zilverfolie waarmee de schijf is bedekt is de naam te lezen:
C(aius) AQUILLI PROCULI C(enturio) LEG(io) VIII AUG (van Gaius Aquilius Proculus, Centurio van het Achtste Legioen Augusta).
Deze inscriptie is in verband gebracht met een passage waarin beschreven wordt hoe Brinno, aanvoerder van de Canninefaten een verbond met de Friezen sluit. Samen overvallen zij de forten langs de Kromme en Oude Rijn en trekken langs de rivieren naar het oosten. De restanten van de Rijn-legioenen concentreerden zich in het oostelijk gedeelte van de Betuwe; het grootste gedeelte van de legioenen is door Aulus Vitelliusmeegenomen naar Rome. De ervaren primus pilus Aquilius leidt een allesbehalve soldateske groep Tungri en Nerviërs bij de verdediging van de oostelijke Betuwe.
Legio VIII Augusta is bekend van archeologische vondsten uit de Balkan en, na de Bataafse Opstand, in Straatsburg. De meest waarschijnlijke verklaring is dat Aquilius bij het Achtste heeft gediend en in 68 n.C. primus pilis was, mogelijk bij het nabijgelegen castra in Castra Vetera, en in Nijmegen gedetacheerd was. Voor een succesvolle centurio is dit een plausibele carrière. Uit de datering blijkt dat de schijf vlak voor de opstand van de Bataven in de grond terechtgekomen is. Nu bevindt zij zich in Museum Het Valkhof in Nijmegen.
Een brandlaag die omtrent 70 n.C. wordt gedateerd, biedt een dramatische bevestiging van het verhaal van Tacitus in de Historiae. De nederzetting Oppidum Batavorum werd vernietigd, en hoewel er latere sporen van bewoning bekend zijn, is de stad naar alle waarschijnlijkheid nooit meer in oude glorie hersteld.
Andere vondsten
Uit de vroegromeinse tijd dateert ook de zogenoemde godenpilaar, die blijkens de inscriptie TIBR/CSAR aan Tiberius is opgedragen. De afbeelding van Tiberius die wordt gelauwerd door Victoria wordt in verband gebracht met de expedities van Germanicus en moest de indruk van een overwinning geven.
Ook van belang zijn muntvondsten die gedateerd kunnen worden omtrent 28 n.C. en daarom in verband worden gebracht met de opstand van de Friezen. Gelijksoortige muntvondsten zijn ook uit Friesland bekend. Naar alle waarschijnlijkheid zijn ze in de paniek na de opstand van de Friezen begraven.
Midden-Romeinse tijd
De naam Ulpia Noviomagus Batavorum dateert uit de periode van 69 n.C. - tweede eeuw n.C., de midden-Romeinse tijd. De opstand van de Bataven was beëindigd en de Romeinse troepen waren in Nijmegen gestationeerd om de Bataven in de gaten te houden.
De castra op de Hunnerberg, tweede periode (70 n.C.)
Na de Opstand van de Bataven (69 n.C.) vestigde Legio X Gemina Pia Fidelis zich in Nijmegen op de Hunnerberg, in eerste instantie in een houten kamp, maar twintig jaar later werd een stenen castra gebouwd. Dit legioen kwam uit Hispania en was in allerijl door Vespasianusnaar Noviomagus gezonden. Talloze potscherven, dakpannen, stukken waterleiding en een riool, onderdelen van uitrustingsstukken, en zelfs grafstenen herinneren aan de aanwezigheid van dit legioen, waarvan de Nijmeegse periode het best gedocumenteerd is. Naar het castra liep een aquaduct vanaf de sprengen van Berg en Dal. Kort na het bouwen van de stenen castra vertrekt het tiende legioen naar de Balkan. Later verblijven hier Legio XXX Ulpia Victrix, dat bekend is uit Castra Vetera (Xanten), en Legio IX Hispana uit Eboracum (York).
De castra was omgeven door de cannabae legionis, een burgerlijke nederzetting bestaande uit kroegen, werkplaatsen, badhuizen en winkels die voorzagen in de dagelijkse noodzakelijkheden van de milites, ook waren hier de vrouwen en kinderen van de milites ondergebracht. Verder is er een amfitheater gevonden dat plaats bood aan zon 12.000 toeschouwers. Ten zuidoosten van de castra is een groot grafveld uit deze tijd gevonden. Uit vondsten blijkt dat het onderscheid tussen militairen en burgers in deze periode vervaagt. Opvallend is dat het terrein van de grote castra uit de tijd van Drusus niet wordt gebruikt voor begrafenissen. Ulpia Noviomagus Batavorum was de enige Romeinse nederzetting in het gebied van het hedendaagse Nederland die werkelijk een stad kan worden genoemd. Op het hoogtepunt, tegen het midden van de tweede eeuw, telde die 5000 à 6.000 inwoners. Dit aantal zou pas ongeveer duizend jaar later door Utrecht worden geëvenaard.
In de derde eeuw werd de castra verlaten, waarschijnlijk in verband met toenemende Germaanse invallen en de reorganisatie van de grensverdediging.
De Waalsprong
Aan de noordelijke oever van de Waal blijkt de bewoning, die in de midden-ijzertijd begon, voortgezet te zijn. Uit de vele vondsten, onder andere een agrarische nederzetting met verkaveling bij Oosterhout, een grafveld en honderden metalen voorwerpen, blijkt dat de lokale bevolking vele Romeinse invloeden overnam. De vondsten kunnen met een tamelijk grote mate van betrouwbaarheid worden toegeschreven aan de Bataven. Het totale areaal van deze nederzetting bedroeg ongeveer 4,5 hectare en was vanaf de derde eeuw v.C. in gebruik.
De opvallendste vondsten zijn zonder twijfel Romeinse schrijfplankjes, elders vrijwel uitsluitend bekend uit Romeinse legerplaatsen, die suggereren dat de bewoners geletterd waren. Drie bij elkaar gevonden terracotta beeldjes van Cybele duiden erop dat Romeinse invloeden ook in de religieuze sfeer waren doorgedrongen. Ook de tempels van Hercules in Elst uit de tweede eeuw duiden hierop. Het zijn de grootste Romeinse tempels die ten noorden van de Alpen zijn gevonden.
Andere vondsten
Uit deze periode dateren ook de meeste andere vondsten. Het Tiende bouwt in deze periode een nederzetting aan de Waal westelijk van de locatie van het vroegere Oppidum Batavorum, dat door de Bataven was platgebrand, en dit stadje krijgt onder Trajanus marktrechten en de naam Ulpia Noviomagus Batavorum. Aan de zuidkant van het Kopsplateau verrijst een Forum en een pakhuis. Bij Holdeurn wordt een steenbakkerij ingericht, die voornamelijk dakpannen, maar ook potten maakt. De producten van deze steenbakkerij worden vanaf het eind van de eerste eeuw tot in de derde eeuw in de omgeving van Nijmegen afgezet. Tevens zijn uit deze tijd de resten van twee Gallo-Romeinse tempels aan het Maasplein bekend.
Aan de overzijde van de Waal, zijn ook uit deze periode vondsten bekend die met een grote mate van waarschijnlijkheid aan Bataven kunnen worden toegeschreven. Het algemene beeld van een netwerk van boerderijen en kleine nederzettingen zet zich voort, maar er treedt in toenemende mate een 'romanisering' op zoals blijkt uit vondsten van Romeins aardewerk, munten en sieraden.
Historisch perspectief
De vondsten suggereren dat Oppidum Batavorum en Ulpia Noviomagus Batavorum twee verschillende nederzettingen waren. Geen van tweeën is van Bataafse oorsprong, het zijn beide Romeinse economische en bestuurlijke centra met een bewoning van magistraten, handwerkslieden en handelaren. De Bataafse nederzettingen waren ten noorden van de Waal gevestigd.
Behalve de vondst van de bronzen schijf, die in verband wordt gebracht met een passage uit de Historiae, blijkt ook de melding van Tacitus dat de Bataven de Insula Batavorum bewonen door archeologisch materiaal te worden ondersteund. Omdat het vrijwel de enige historische bron is die iets zegt over de Romeinse geschiedenis van Nederland, is dit ondersteunend materiaal van hoge waarde, aangezien hierdoor ook andere meldingen van Tacitus aan geloofwaardigheid winnen.
De sporen van een gewelddadig einde, die niet alleen in Oppidum Batavorum is gevonden, maar ook in (bijvoorbeeld) Atuatuca Tungrorum, blijken indrukwekkende bevestigingen van het door Tacitus in de Historiae beschrevene te zijn.
Laat-Romeinse tijd
In de derde eeuw beginnen de Franken invallen in het Romeinse deel van Nederland. In Nijmegen zijn echter uit deze tijd nauwelijks vondsten bekend en het is aannemelijk dat Ulpia Noviomagus Batavorum in deze tijd geen rol van betekenis speelt. De stenen castra op de Hunnerbergwordt niet langer gebruikt. De bewoning van de nederzettingen ten noorden van de Waal, loopt echter door tot de derde eeuw. In de tweede helft van de 3e eeuw bestond korte tijd, van 260 tot 274, het Gallische keizerrijk onder de opstandige 'keizers' Postumus en Tetricus. Postumus, die mogelijk van Bataafse afkomst was, slaagde er in de jaren rond 260 in een grote inval van de Franken te stuiten. Zijn hoofdstad vestigde hij in Keulen. Het Gallische keizerrijk ging ten onder door de beslissende nederlaag die keizer Tetricus in de slag bij Châlons tegen keizer Aurelianusleed. Aurelianus herstelde weliswaar de eenheid van het rijk, maar had niet genoeg manschappen meer om Germania Inferior te verdedigen. De gebieden ten noorden van de tegenwoordig Via Belgica genoemde heerweg van Bononia (Boulogne) naar Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen) en in het gehele Rijnland raakten ontvolkt. Pas ruim twintig jaar later wist keizer Constantius Chlorus de Rijndelta militair weer onder controle te krijgen. Dit was nodig om de handel over de Rijn tussen Germania en Britannia weer op gang te kunnen brengen. Het herstel van de Romeinse cultuur in deze streek kwam echter niet meer van de grond. Pas omstreeks 330 werd er bijvoorbeeld in Maastricht weer een bescheiden Romeins fort gebouwd.
In de vierde eeuw verdween de keizerlijke naam Ulpia Noviomagus Batavorum en de nederzetting ter hoogte van het huidige Waterkwartier werd verlaten, terwijl aan de voet van het huidige Valkhof een nieuwe stadskern ontstond met de verkorte naam Noviomagus. In 1230 verwierf Nijmegen de status van vrije rijksstad, wat opmerkelijk is omdat het formeel nog steeds het Romeinse markt- en stadsrecht bezat; wellicht was men dat vergeten of vond men het nodig dat de oude rechten bevestigd en/of aangepast werden met een nieuw document.
Beleg van Nijmegen (1794)
Beleg van Nijmegen
|
||||
Onderdeel van de Eerste Coalitieoorlog Franse veldtocht in de Nederlanden |
||||
De Valkhofburcht in 1794 vlak vóór het beleg.
|
||||
Datum | oktober – 8 november 1794 | |||
Locatie | Nijmegen, Hertogdom Gelre | |||
Resultaat | Franse overwinning | |||
Strijdende partijen | ||||
|
||||
Leiders en commandanten | ||||
|
||||
Troepensterkte | ||||
|
Het Beleg van Nijmegen tijdens de Eerste Coalitieoorlog vond plaats van oktober tot 8 november 1794 in het kader van de Franse veldtocht in de Nederlanden.
Achtergrond
In de patriottentijd had stadhouder Willem V van Oranje-Nassau nog zijn toevlucht gezocht in Nijmegen toen hem in 1785 het commando van het Haagse garnizoen werd ontnomen. Na de Aanhouding bij Goejanverwellesluis in 1787 intervenieerde het Pruisische leger en verdreef de patriotten, die naar Frankrijk vluchtten of zich vermomden als leesgenootschappen, waarop Willem V Nijmegen weer verruilde voor Den Haag en zijn stadhouderlijk stelsel versterkte.
In de zomer van 1794 keerden de kansen toen Franse revolutionaire troepen in de Oostenrijkse Nederlanden stelselmatig overwinningen behaalden op de strijdkrachten van de anti-Franse reactionaire Eerste Coalitie, waaraan ook Willem V's zoon Frederik, de erfprins van Oranje, een Staats contingent bijdroeg. De Pruisen en Oostenrijkers vluchtten naar het Rijnland, terwijl de Brits-Hannoverse, Hessische en Staatse troepen zich verder noordwaarts terugtrokken om de Republiek te verdedigen.
Verloop
Opmars naar Nijmegen
De Nijmeegse tijdgenoot Jan van Hulst hield in zijn dagboek een gedetailleerd verslag bij van hoe de belegering verliep. Op 3 oktober werd er een drijvende brug over de Waal bij Nijmegen gelegd om troepen makkelijker te kunnen verplaatsen. Die dagen kwamen en gingen compagnieën uit verschillende landen af en aan en de stadhouder en zijn twee zonen lieten zich meerdere keren zien. De Fransen kwamen steeds dichterbij en er vonden meerdere kleine veldslagen en schermutselingen plaats bij voorposten ten zuiden van Nijmegen, terwijl men de stad en omliggende schansen verder versterkte. Het Franse Armée du Nord onder leiding van generaal Jean-Charles Pichegru, bijgestaan door het Bataafs Legioen onder de patriottische brigade-generaals Herman Willem Daendels en Jan Willem de Winter, dwong de orangistische troepen 's-Hertogenbosch over te geven op 12 oktober na een drie weken durende belegering.
Pichegru werd kort daarop ziek en vertrok naar Brussel om te herstellen. Zijn vervanger Moreau stak met een divisie op 18 of 19 oktober de Maas over bij Teeffelen, gevolgd door een divisie onder Joseph Souham. Er werd gevochten bij Appeltern, Dreumel en vooral Batenburg en Winssen tussen de Franse troepen, naar verluidt 20.000 man sterk, en twee Engelse regimenten (waarvan er een krijgsgevangen werd genomen (500 man) en een ander vrijwel geheel vernietigd) en een Emigrantenleger van Rohan, 1200 man sterk waarvan er slechts 300 overbleven (60 waren krijgsgevangen genomen). Het Land van Maas en Waal was spoedig vrijwel geheel in Franse handen. Die avond plunderden geallieerde troepen Neerbosch en Hees. Dezelfde dag was Kleef door de Fransen veroverd. Op 20 oktober waren er schermutselingen op de heide bij Wijchen en de bloemenbergen bij Zyfflich, terwijl de Fransen Tielbeschoten en de verbinding tussen Grave en Nijmegen verbraken. Grave werd volledig ingesloten door de Fransen, maar nog niet aangevallen, omdat zij eerst Nijmegen wilden veroveren. Als vestingstad was Grave veel moeilijk in te nemen en zij hield het uiteindelijk vol tot 30 december, nadat zware Franse bombardementen haar goeddeels kapotgeschoten hadden.
Gevechten tussen voorposten
Op 21 oktober vroeg de Hannoverse generaal Wallmoden 's ochtends aan de magistraat of Nijmegen genoeg proviand had om een beleg te doorstaan; het twijfelende antwoord dat hij kreeg deed hem concluderen dat de stad ontruimd moest worden. Ondertussen waren de Fransen bij Neerbosch, terwijl de Engelsen hun voorposten hadden ingetrokken. Vanuit Den Haag verordonneerde de stadhouder om Nijmegen niet tegen de Fransen te verdedigen en men begon de stad te ontruimen. Op 22 oktober werd er tussen 2 en 6 uur heftig gevochten tussen voorposten, aan geallieerde zijde vielen er minstens 80 doden. De Fransen naderden de stad tot op een kwartier, maar trokken zich toen weer terug. Op 23 oktober waren er 's morgens rond 7 uur en in de namiddag schermutselingen. De Franse hoofdmacht bevond zijn in Wijchen, in Nijmegen werden steeds meer troepen gelegerd, onder andere in de roomse kerken. Op 24 en 25 oktober werd de stad in opperste staat van paraatheid gebracht, terwijl er voedselschaarste begon te ontstaan binnen de stad en geallieerde troepen de omgeving bleven plunderen. Een Franse aanval bij Hees werd afgeslagen. De schipbrug over de Waal werd gevuld met brandstoffen om deze in geval van nood snel over te steken en achter zich te verbranden opdat de Fransen deze niet zouden kunnen gebruiken. De Fransen probeerden ondertussen de schipburg vergeefs kapot te schieten voordat de geallieerden het zouden kunnen gebruiken voor een terugtrekking. Op 26 oktober werd er slag geleverd bij de Pelmolen met een onbekend aantal slachtoffers. De Emigranten van Dumas verlieten de stad richting Zutphen.
De belegering begint
Op 27 oktober werd er om half 1 voor het eerst volop geschoten door de kanonnen op de Nijmeegse stadsmuren en het Franse leger schoot ook rechtstreeks terug. Uit voorzorg zijn enkele huizen in Hees om 6 uur in brand gestoken opdat de Fransen zich daar niet zouden kunnen verschansen. In Ooij zetten de Fransen ook batterijen op; geallieerde bombardementen vanaf de Bemmelsedijk probeerden dit vergeefs te voorkomen. Naar verluidt zouden alle geallieerde voorposten zijn ontruimd of door Fransen veroverd en er veel geallieerden krijgsgevangen zijn genomen. De prins van Oranje kwam op 28 oktober terug op zijn eerdere besluit en liet weten dat hij Nijmegen te veel beminde om haar zomaar aan de vijand over te geven. Hulst, die zich in zijn verslag licht Fransgezind toonde, noemde het besluit van de stadhouder om de stad te wagen aan een belegering 'onzinnig' door het gebrek aan voorraden en beweerde dat de burgerij liever snel wilde capituleren. Ook generaal Wallmoden zou opnieuw opdracht hebben gegeven om de stad te ontruimen en deze zelf hebben verlaten. De goed beschutte Franse batterijen in Ooij waren moeilijk te raken, maar schoten zelf effectief terug op de oostmuur. Aan de andere zijden bleef het stil. Ondertussen werd het gebrek aan brandstoffen en meel steeds groter en begonnen soldaten met geweld voedsel te eisen van burgers.
Van 29 oktober tot 1 november vielen de Fransen niet aan, maar bereidden tijdens het steeds kouder wordende weer zorgvuldig een langdurig beleg voor door loopgraven en batterijen aan te leggen. De verdedigers schoten wel met kanonnen op hen, maar zonder veel resultaat. Enkele huizen in Hees werden vanaf de wallen in brand geschoten. Verschillende hoge geallieerde legerleiders vertoonden zich in de stad en overlegden wat men moest doen. Er werd geopperd op de stad uit de vallen en te proberen de Franse voorbereidingen te frustreren. Er werd slechts een enkele uitval gedaan naar een Franse batterij op de Hunnerberg met 300 Engelse en 200 Hannoverse soldaten, die echter werd teruggeslagen met 100 man verlies. Ondertussen werd de houtschaarste in de stad groter en van alles in brand gestoken om het warm te houden. Op 2 november bleven de geallieerden vrijwel onafgebroken schieten op de zich langzaam dichterbij gravende Fransen, die niet terugschoten. Die avond en nacht zouden 3000 man met legerwagens en paarden de rivier zijn overgestoken om de stad te ontruimen. 's Nachts hadden Hannoverse troepen een uitval gedaan en de Franse loopgraven bereikt, waar zij echter niet meer lijken te hebben bereikt dan het stelen van enkele spades, terwijl zij 60 doden en 40 gewonden opliepen. De volgende dag werd de evacuatie voortgezet. Tal van bommen, kogels en houwitsers werden in de rivier gegooid opdat het niet in Franse handen zou vallen. Ook werd 500 ton meel van boord gegooid, waarvan veel hongerige burgers er weer uitgevist hebben voor eigen gebruik. De situatie sloeg om toen de drie prinsen van Oranje vanuit Arnhem aankwamen in de namiddag en met de andere legerleiders in overleg gingen. De uitkomst hiervan lijkt te zijn geweest om de ontruiming te staken en het beleg voort te zetten, want er werd plek vrijgemaakt voor 3600 nieuwe Hollandse en Engelse soldaten die later die avond arriveerden. Vanaf de wallen bleef men de Fransen beschieten, die nog steeds onverstoorbaar doorgroeven zonder terug te vuren.
De artillerie op de muren werd op 4 november verder versterkt en veel eerder in de Waal gedumpte munitie werd weer opgedoken om gebruikt te worden. De ver gevorderde loopgraven werden tijdens een grootscheepse Engelse uitval overvallen en de eerste en tweede linie met succes veroverd, veel gereedschap buitgemaakt en krijgsgevangenen genomen. Bij de derde linie ontmoetten zij echter zeer fel Frans tegenvuur van kanonnen en musketten en leden grote verliezen, waarop zij in grote wanorde terug naar de stad vluchtten. Een groot aantal Schotten die de Hunnerberg probeerde te beklimmen werd door Franse jagers neergeschoten tot zij ontzet werden door een Hannovers bataljon dat het terug escorteerde naar de stad. Op 5 november was het opnieuw relatief rustig; er werden nog meer geallieerde troepen en stukken geschut in Nijmegen gelegerd en iets minder heftig geschoten dan de dag ervoor, terwijl de Fransen het graafwerk hervatten en extra bewaking in de loopgraven had gezet tegen een eventuele nieuwe uitval. De hertog van York, commandant van de Britse troepen, plande een tegenoffensief met Oostenrijkse assistentie om Nijmegen te ontzetten, maar dit werd afgeblazen toen het Hannoverse contingent ervan afzag. De Engelse troepen begonnen de stad te verlaten op bevel van York, die werd teruggeroepen naar Engeland en vervangen door William Harcourt.
Het Franse bombardement
In de ochtend van 6 november verzekerde de stadhouder de bevolking opnieuw de stad te zullen verdedigen en beloofde haar zelfs binnen drie dagen te ontzetten zodra de nodige versterkingen waren aangekomen. Die namiddag waren de Franse graafwerken voltooid en rond 7 of 8 uur begonnen zij met zware howitserbombardementen. De inslagen veroorzaakten grote paniek in de stad; de meeste burgers vluchtten naar hun kelders voor dekking. Hollandse troepen deden wanhopige uitvallen, maar ten koste van meer manschappen aan eigen zijde dan zij de Fransen konden toebrengen. De schipburg werd beschadigd, maar door timmerlieden te midden van de beschietingen hersteld. 's Avonds verlieten verscheidene Engelse bataljons de stad en het merendeel van de Engelse en Hannoverse cavalerie, alsmede enkele artillerie-eenheden. Tientallen Engelse soldaten maakten zich schuldig aan het plunderen van huizen om zo veel mogelijk spullen mee te nemen naar de overkant, maar Hollandse soldaten en gewapende burgers wisten er een groot aantal te vatten en er werden zo'n 50 plunderaars geëxecuteerd.
Om 9 uur 's ochtends op 7 november verlieten de Emigranten van Damas Nijmegen. De houwitserbeschietingen, die 's nachts wat rustiger waren, werden overdag in alle hevigheid hervat. Opnieuw werden er Engelse plunderaars opgepakt. Tussen 1 en 3 uur woedde er een moeilijk blusbare brand in de Hertogsteeg; water was lastig verkrijgbaar en de mensen waagden zich liever niet op straat. Om 4 uur vatte de Broederkerk vlam, die verschillende omliggende huizen aanstak, aangewakkerd door de wind. Pas nadat de toren was ingestort, kon het vuur uiteindelijk rond 11 uur worden geblust. Een nieuwe brand in de Hertogsteeg liet zich echter niet bedwingen en verschillende woningen veranderden volledig in as. De Gemeente vergaderde om 7 uur, maar de meeste regentenwaren de stad al ontvlucht.
Na middernacht begonnen de resterende Engelse, Hannoverse en Hessische troepen dan toch definitief te evacueren. De schipbrug werd hevig bestookt door de Franse houwitsers, terwijl de geallieerden hem zo snel mogelijk probeerden over te steken naar Lent. Zodra de Engelsen echter rond 1 of 2 uur 's nachts aan de overkant waren, staken zij de brug in de fik en beletten daarmee de overgebleven Hollandse regimenten de aftocht. Bij het zien van brandende brug en bemerkende dat de verdedigers steeds minder terugschoten, concludeerden de Fransen dat de stad nagenoeg ontruimd moest zijn. Enkele honderden troepen werden op verkenning uitgezonden om de bezetting van de werken te bekijken. Ze beklommen de muren, kwamen zonder tegenstand in de stad en openden de Hesepoort, Molenpoort en Hertogsteegsepoort waarna de hoofdmacht geïnformeerd werd en de troepen zich omstreeks 4 uur door de stad begonnen te verspreiden om strategische punten te bezetten. Van de andere kant kwam kapitein Reine (een Nederlandse patriot) naar de Hunnerpoort om in naam van de Franse Republiek de toegang te vorderen. Dit werd door de magistraat toegezegd en de Fransen namen de poort over. De in de stad overgebleven Staatse troepen die niet konden vluchten vanwege de brandende schipbrug, werden krijgsgevangen genomen. Uiteindelijk werd de capitulatie opgesteld door de Hollandse officier Sanders van Wel in de Molenstraat, die spoedig door generaal Souham werd ondertekend. Zo viel Nijmegen op 8 november in Franse handen.
Hulst meldde dat de Franse troepen zeer gedisciplineerd waren en zich niet te buiten gingen aan plunderingen, maar vrolijk en zingend over straat liepen en de burgers groetten. Het dreigde even fout te gaan toen nietsvermoedende winkeliers Hollandse guldens 1 op 1 begonnen te ruilen tegen de sterk ontwaarde Franse assignaten, waarop de legerleiding beval alle winkels te voorlopig sluiten om de kooplieden voor economische schade te behoeden. De krijgsgevangen soldaten werden nog dezelfde dag ontwapend en in volle krijgseer met slaande trom naar Ravenstein geëscorteerd. Engelse troepen bleven nog een tijdlang Knodsenburg bezetten aan de overkant van de Waal en op de stad schieten, zonder veel resultaat, maar wel de Fransen voorlopig effectief op afstand houdend.
Nasleep
Met de verovering van Nijmegen had de Franse Republiek de Rijn en de Waal bereikt, die als de 'natuurlijke grens' van Frankrijk werd beschouwd en die men de afgelopen revolutionaire jaren had trachten te bemachtigen. Daendels drong echter aan op het bevrijden van de rest van de Republiek, waar de patriotten zich steeds openlijker gingen roeren en het vertrek van de orangisten eisten. Uiteindelijk gaven voedseltekorten de doorslag om de opmars voort te zetten. Op 10 januari stak Pichegru de bevroren Waal over, waarna weinig strijd meer hoefde te worden geleverd in de rest van het land: op 16 januari gaf de provincie Utrecht zich over, in de nacht van 18 op 19 januari vond een geweldloze Bataafse revolutie plaats in Amsterdam en werd de Bataafse Republiek uitgeroepen, terwijl veel orangisten samen met de stadhouder naar Engeland vluchtten. In andere steden voltrokken zich gelijkaardige omwentelingen waarbij de patriotten het bestuur overnamen.
Bij onderhandelingen in het voorjaar van 1795 tussen de Franse regering en het nieuwe revolutionaire Bataafse bewind werd besproken welke gebieden door Frankrijk zouden worden geannexeerd: Parijs drong aan op de Waal als grens tussen de beide republieken, maar de Bataven vonden dat een te hoge prijs voor de bevolking die zich goeddeels zelf bevrijd had en vriendschappelijke banden met de Fransen wilde onderhouden. Bij het Haags Verdrag op 16 mei werd besloten dat alleen Staats-Vlaanderen, Staats-Overmaas en Staats-Opper-GelreFrans werden; Nijmegen werd onderdeel van de Bataafse Republiek, maar de opsplitsing van Gelre maakte dat de stad werd ingedeeld bij het Departement van de Dommel en haar status als hoofdstad verloor aan 's-Hertogenbosch.
Bombardement op Nijmegen
Bombardement op Nijmegen
|
||||||
Onderdeel van de Tweede Wereldoorlog Operation Argument (Big Week) |
||||||
Politiefoto uit 1945: op de voorgrond het vooral in februari '44 gebombardeerde centrumdeel; de meeste gebouwen op de achtergrond zijn pas later verwoest tijdens Operatie Market Garden (september 1944).
|
||||||
Datum | 22 februari 1944 | |||||
Locatie | Nijmegen | |||||
Resultaat |
|
|||||
Casus belli | Gelegenheidsbombardement na afgeblazen aanval op de Gothaer Waggonfabrik |
|||||
Strijdende partijen | ||||||
|
||||||
Leiders en commandanten | ||||||
|
||||||
Troepensterkte | ||||||
|
||||||
Verliezen | ||||||
|
Het geallieerde Bombardement op Nijmegen (22 februari 1944) was een ongepland bombardement van de United States Army Air Forces op de stad Nijmegen, destijds bezet door nazi-Duitsland. In termen van aantallen slachtoffers was het een van de grootste bombardementen op een Nederlandse stad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Officieel kwamen bijna 800 mensen (vrijwel allemaal burgers) per ongeluk om het leven door slordig bombarderen, maar waarschijnlijk ligt het aantal doden hoger, omdat onderduikers niet meegeteld konden worden. Een groot deel van de historische binnenstad werd door Amerikaanse vliegers verwoest, waaronder de Grote of Sint-Stevenskerk. Ook de Sint-Augustinuskerk en het spoorwegstation (het eigenlijke doelwit) werden ernstig beschadigd.
De Nederlandse regering in ballingschap in Londen slaagde er dankzij de militaire inspanningen van de Amerikaanse en de andere Geallieerde legers in zich op het vasteland te herstellen in mei 1945. Zij probeerde kritiek te vermijden op de landen waarvan het afhankelijk was voor haar bevrijding en toekomstige veiligheid. Derhalve besloten nationale en lokale autoriteiten decennialang grotendeels te zwijgen over de rampzalige gebeurtenis, waardoor verdriet en vragen van overlevenden en nabestaanden onbeantwoord bleven en wilde complottheorieën over de 'ware' toedracht konden bloeien. Hoewel van officiële zijde het lang een 'vergissingsbombardement' werd genoemd, als ware Nijmegen het verkeerde doelwit, heeft historisch onderzoek uitgewezen dat de aanval wel degelijk doelbewust was gekozen, maar zeer slecht was uitgevoerd.
Achtergrond
De geplande aanval was onderdeel van de zogenaamde 'Big Week' (officiële naam: Operation Argument), een reeks geallieerde bombardementen op Duitse vliegtuigfabrieken om de Luftwaffe aanzienlijk te verzwakken in de voorbereiding van D-Day (juni 1944). Op 20 en 21 februari waren de eerste bombardementen uitgevoerd.
Het was bij de geallieerde luchtmacht destijds gebruikelijk dat, als door omstandigheden het primaire doelwit niet kon worden bereikt, er secundaire doelwitten werden aangevallen als dat goed uitkwam. Dit werden gelegenheidsdoelen (targets of opportunity) genoemd. Omdat een bombardeeroperatie riskant en duur is (vanwege vijandig vuur en brandstof) en het hoofddoel dikwijls niet kan worden geraakt, kan met een gelegenheidsbombardement de vijand alsnog een belangrijke slag worden toegebracht, waarmee de operatie toch nog een gedeeltelijk succes kan worden en de inzet deels worden beloond. Het spoorweggebied van Nijmegen was aangemerkt als zo'n gelegenheidsdoel, omdat bekend was dat de Duitsers het gebruikten voor wapentransport. Er stond bovendien druk op de vliegers om vooral maar iets te bombarderen, omdat het met ongebruikte bommen onveilig landen was; bovendien, de vliegers kregen verlof zodra ze 25 bombardementen hadden uitgevoerd.
Verloop
Gotha-missie afgeblazen
177 Amerikaanse bommenwerpers van het type B-24 Liberator, begeleid door enkele tientallen jagers van het type P-38, P-47 en P-51, stegen 22 februari 's ochtends om 9:20 op vanuit de vliegbasis RAF Bungay bij het Engelse dorpje Flixton. Zij vlogen richting de Duitsestad Gotha met als doelwit de Gothaer Waggonfabrik, waar onder andere Messerschmitt-jachtvliegtuigen werden gemaakt. Hiervoor moest men vier uur lang over Duits grondgebied vliegen, wat het tot een zeer riskante missie maakte. Als Gotha niet kon worden bereikt, dan was Eschwege het doel, en als dat ook niet lukte, dan moesten de piloten zelf op de terugweg naar Engeland een gelegenheidsdoel in Duitsland uitzoeken.
Omdat het wolkendek die dag bijzonder hoog lag, konden de vliegtuigen niet goed verzamelen en raakten sommige elkaar al snel kwijt. Een aanzienlijk aantal bommenwerpers brak daarom al een kwartier na het opstijgen hun missie af en keerde terug. Nog boven de Noordzee werden de Amerikanen onverwacht beschoten door Duitse jagers. Toen de groep eerder op de dag Nijmegen om 12:14 (CET) passeerde, liet seinwachter Van Os het luchtalarm afgaan en zochten de Nijmegenaren dekking in schuilkelders tot de kust veilig was. Kort daarna rond 13:00, zo'n 10 mijl voorbij de Nederlands-Duitse grens, kregen de bommenwerpers van het commando te horen dat de aanval moest worden afgeblazen omdat het boven Gotha te bewolkt zou zijn voor een effectief bombardement; men kreeg het bevel om terug te keren naar Engeland. Ook Eschwege lag nog ver buiten bereik, dus gelegenheidsdoelen op de weg terug kwamen nu in aanmerking.
Bombardement
Tegelijkertijd omkeren met honderden vliegtuigen die in formatie moesten blijven vliegen was erg moeilijk en werd een grote chaos, waarbij de groep uiteenviel in verschillende eskaders die zelf allemaal de weg naar Engeland terug zochten. Onderweg keek men naar gelegenheidsdoelen en uiteindelijk werden Nijmegen, Arnhem, Deventer en Enschede uitgekozen en aangevallen. Het eskader dat naar Nijmegen vloog, bestond uit twaalf Liberators van de 446e BG (Bombardementsgroep), waarbij twee verdwaalde Liberators van de 453e BG zich bij aangesloten hadden. De vliegers waren van tevoren slecht geïnformeerd over of Nijmegen een Nederlandse of Duitse stad was, of door Duitsers bezette steden wel of niet mochten worden gebombardeerd en zo ja op wat voor manier, en men was nalatig in het uitzoeken welke steden men precies ging bombarderen, mede door miscommunicatie vanwege technische problemen zoals een vastzittende zendsleutel van een van de radiotelegrafisten.
Seinwachter Van Os had om 13.16 uur het sein veilig gegeven. Om onduidelijke redenen heeft hij het luchtalarm geen tweede keer geluid zodra 14 van de vliegtuigen terugkeerden in het Nijmeegse luchtruim, luttele minuten nadat het veiligsein was gegeven, waardoor er deze keer niet ruim van tevoren massaal dekking werd gezocht. Naderhand verklaarde Van Os dat hij pas weer het luchtalarm luidde toen hij explosies hoorde vanuit het stadscentrum. Om 13.28 uur werden er 144 brisantbommen afgeworpen van elk 500 pond, en 426 twintig-ponds splinterbommen. Het eigenlijke gelegenheidsdoel, het stationsterrein, werd met succes geraakt, maar een aanzienlijk deel van de bommen viel in het centrum op woonhuizen en andere burgerdoelen, waarbij honderden onschuldige en ongewapende burgers omkwamen. Achteraf beweerden officiële geallieerde bronnen dat de piloten dachten dat zij nog boven Duitsland vlogen en Nijmegen hadden aangezien voor de Duitse steden Kleef of Goch. Sommige vliegers verklaarden echter zelf een uur na de landing in Engeland al dat ze Nijmegen hadden gebombardeerd en een navigator meldde dit al in de lucht vlak na het bombardement.
Geallieerde en Duitse reacties
De Duitse bezetters meldden dat de Nederlandse regering in ballingschap toestemming had gegeven voor het bombardement op Nijmegen en dus dat het een bewust bombardement was. Zij deden verwoede pogingen om het bombardement te gebruiken voor propaganda: er werden posters opgehangen op openbare plekken met teksten zoals 'Van je vrienden moet je het maar hebben' en 'Anglo-Amerikaanse Terreur'. Ook in de door de Duitsers gecontroleerde kranten werd flink uitgehaald naar de geallieerden en de Nederlandse regering in ballingschap, waarvan er een bijvoorbeeld opmerkte: "De Anglo-Amerikaanse piraten der lucht hebben de opdrachten van hun joods-kapitalistische leiders ditmaal weer met bijzonder goede resultaten uitgevoerd". De propaganda lijkt echter ineffectief te zijn geweest: de Amerikaanse troepen werden zeven maanden later als helden ontvangen door de bewoners. Interne bronnen van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten suggereren dat de propaganda zelfs averechts zou kunnen hebben gewerkt.
Al meteen de volgende dag startte de geallieerde luchtmacht een onderzoek: de voor die dag geplande bombardementen werden afgelast (ook mede vanwege slecht weer) en alle betrokken vliegers en briefingsofficieren werden vastgehouden op de basis en ondervraagd. De omvang van de ramp was op 23 februari nog niet opgehelderd, maar tijdens de aanval gemaakte Amerikaanse luchtfoto's, die de Nederlandse kapitein-luitenant-ter-zee Cornelis Moolenburgh via de RAF in handen kreeg, lieten geen twijfel bestaan over het feit dat Nijmegen (en dan vooral burgerdoelen in het centrum), Arnhem en Enschede waren geraakt. Molenburgh liet dit aan de Nederlandse ambassadeur Edgar Michiels van Verduynen weten, die de Amerikaanse ambassadeur Anthony Joseph Drexel Biddle, Jr. (die nog van niets wist) hiermee confronteerde in de aanwezigheid van de Nederlandse koningin Wilhelmina. Biddle informeerde spoedig de Amerikaanse president Roosevelt. Amerikaans luchtmachtcommandant Henry Arnold was boos toen hij erachter kwam dat de Nederlandse ambassade eerder op de hoogte was gesteld dan hijzelf en ontzegde Moolenburgh voortaan inzage in USAAF-documenten via de RAF (die Moolenburgh echter nog steeds via geheimedienstofficier Kingman Douglass kon krijgen). Ook weigerde de USAAF verkenningsvliegtuigen uit te sturen om luchtfoto's te maken van de precieze schade in de drie steden, waarop de RAF aanbood dit te doen en deed. Wilhelmina eiste een schriftelijke verklaring voor wat er gebeurd was en kreeg die ook, al is onbekend wat daar in stond.
De Amerikaanse legerleiding trok relatief laat lessen uit het rommelig uitgevoerde bombardement, dat de burgerbevolking van een bondgenoot hard had geraakt. Pas vanaf half mei 1944 werden er orders gegeven om gelegenheidsdoelen uit te zoeken op minstens 30 kilometer van de grens met Nederland.
Naoorlogs onderzoek
Er is van geallieerde zijde en regeringszijde decennialang volgehouden dat het bombardement geheel en al een vergissing was en de vliegers niet zouden hebben geweten dat ze Nijmegen hadden gebombardeerd. Dit tot grote frustratie van de Nijmeegse bevolking, die worstelde met vragen waarop geen antwoord kwam. Over de ware toedracht ontstonden de wildste geruchten en meest vergezochte complottheorieën, die weliswaar zeer implausibel waren en elkaar allemaal tegenspraken, maar tegemoetkwamen aan de sterke behoefte om een verklaring te hebben voor de tragische gebeurtenissen.
Brinkhuis (1984)
Uiteindelijk heeft amateurhistoricus Alfons Brinkhuis, die zelf als 10-jarig jongetje op de bewuste dag het bombardement in Enschede meemaakte, als eerste uitgebreid onderzoek gedaan in archieven en tientallen ooggetuigen gesproken en in de zomer van 1984 zijn conclusies gepubliceerd in De Fatale Aanval 22 februari 1944. Opzet of vergissing? De waarheid over de mysterieuze Amerikaanse bombardementen op Nijmegen, Arnhem, Enschede en Deventer. Hiermee verbrak hij een taboe en kwamen veel feiten voor het eerst aan het licht, al is een deel van zijn speurwerk inmiddels achterhaald. Brinkhuis' 7 conclusies waren:
- Honderden bommenwerpers konden door het hoge wolkendek niet verzamelen en moesten daardoor de missie voortijdig afbreken.
- Het formeren van de aanvalsgroep was nog niet voltooid voordat Duitse jagers al boven de Noordzee een onverwachte aanval deden.
- Er was miscommunicatie vanwege weersomstandigheden, de Amerikaanse Mandrell-stoorzender en vooral de vastzittende zendsleutel, waardoor de meeste vliegtuigen geen verifieerbare berichten naar de bases konden sturen (maar nog wel omgekeerd).
- Door de miscommunicatie ontvingen sommige eenheden de recall eerder dan anderen en moesten zij zelf, ver buiten de gebruikelijke routes, gelegenheidsdoelen uitkiezen.
- Door wind werden de vliegtuigen meer naar het westen gedreven zonder dat ze het merkten (door de wolken konden ze niet zien boven welk land ze vlogen).
- De Norden-bomrichtapparaten waren ingesteld op Gotha als doelwit; er was geen tijd om ze opnieuw in te stellen en daarom waren precisiebombardementen onmogelijk.
- Navigators vlogen altijd op basis van schema's, zij waren niet getraind om zich te oriënteren op het landschap. Daardoor kon men verdwalen als van het plan werd afgeweken.
Rosendaal (2006–09)
Historicus Joost Rosendaal, docent geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, startte in 2006 een nieuw onderzoek naar het bombardement, dat uiteindelijk in 2009 verscheen als Nijmegen '44. Verwoesting, verdriet en verwerking. Daarin noemde hij het geen "vergissingsbombardement", maar een gelegenheidsbombardement. Rosendaal wil niet van een 'vergissing' spreken, omdat de Amerikanen nalatig waren met het goed identificeren van welke stad ze voor hun bommen hadden uitgekozen. "Er is bewust een gelegenheidsdoel gebombardeerd, dat echter niet eensluidend geïdentificeerd was."
Het dodental liep volgens Rosendaal verder op door een 'rampzalige samenloop van omstandigheden'. Zo was de telefoniste die normaal gesproken de hulpverlening aanstuurde tijdens de aanval omgekomen; zonder haar kwam de communicatie veel trager op gang. Veel waterleidingen waren verwoest, waardoor bluswerkzaamheden een stuk lastiger werden en langer duurden. Tientallen mensen die nog in leven waren, maar onder het puin vast zaten, kwamen om toen de zich verspreidende vuren hen bereikten voordat ze konden worden geblust.
Nalatenschap
Het geallieerde bombardement op Nijmegen eiste bijna evenveel burgerslachtoffers als het Duitse bombardement op Rotterdam aan het begin van de oorlog, maar nationaal wordt er veel minder aandacht aan geschonken. De Nijmeegse bevolking werd niet geacht haar gevoelens te uiten, omdat het bombardement was uitgevoerd door een bevriende natie. Bovendien werd officieel volgehouden dat het om een 'vergissingsbombardement' ging en verhuld dat het Nijmeegse stationsgebied wel degelijk het bij gelegenheid beoogde doelwit was. Veel nabestaanden hebben het woord 'vergissing' altijd heel pijnlijk gevonden en Roosendaal vindt die term geen recht doen aan wat er gebeurd is.
De herinnering aan het februaribombardement overschaduwt die aan de verwoestende bevrijding van de stad tijdens Operatie Market Garden in september 1944 en de vijf maanden daarna, waarin Nijmegen een veelvuldig bestookte frontstad was. Hierbij vielen er nogmaals honderden doden, die wellicht voorkomen hadden kunnen worden als de stad was geëvacueerd. De in totaal ruim tweeduizend doden in Nijmegen vormen 7% van alle burgerslachtoffers van Nederland tijdens de oorlog, hetgeen ver boven het gemiddelde ligt. Bovendien wist men lang niet wat men met zulke slachtoffers aan moest; er waren genoeg monumenten voor soldaten en verzetsstrijders, maar niet voor burgerdoden, en ze maakten ook geen deel uit van officiële herdenkingen.
Pas in 1984 werd er voor het eerst een herdenking gehouden en in 1994 werden op het jaarlijkse Nijmeegse vertelfestival onder grote belangstelling voor het eerst publiekelijk ooggetuigen en overlevenden aan het woord gelaten na 50 jaar zwijgen. Pas in 2000 kwam er een monument voor de burgerslachtoffers ('De Schommel' op het Raadhuishof). Jaarlijkse herdenkingsbijeenkomsten op 22 februari werden in de jaren 2010 door steeds meer mensen bijgewoond.
Is Nijmegen wel de oudste stad...?
_____________________________________________________________________
In dit artikel wat geschiedkundige feiten of Nijmegen de oudste-, mooiste- (wat je er ook maar mee bedoelt) of anderzins een uitblinkende stad is in relatie tot andere Nederlandse steden. Voor de duidelijkheid wordt met Nederland hieronder bedoeld het grondgebied van het huidige, Europese deel van ons Koninkrijk. Dus niet de gebieden die vroeger wel eens onder Nederlands en/of Hollands gezag stonden, zoals Luxemburg en delen van het huidige België:
Om mee te dingen naar de claim "oudste stad" moet sprake zijn geweest van een nederzetting in de oudheid en latere stadsrechten. Nederzettingen zijn de archeologisch voorlopers van wat later een stad (of dorp) werd genoemd. In de verklaringen hieronder wordt uitgegaan van het bestaan van een nederzetting zoals in de geschiedenisboeken en "Dikke van Dale" omschreven. Op nederzettingen die zijn hangen in en/of teruggegaan naar de dorpsstatus wordt hieronder niet verder ingegaan. Dat zijn geen steden. Een verzameling boerderijen bij elkaar beschouw ik niet als nederzetting. Er moet sprake zijn van handel, een vorm van bestuur en gevarieerde bewoning op gebied van bebouwing, ambachten en leefgewoontes.
Om als stad mee te mogen dingen wordt doorgaans als graadmeter het verkregen stadsrecht volgens de "moderne" middeleeuwse variant genomen. Plaatsen die die nooit hebben gehad zijn formeel dus geen stad. Het meest bekende voorbeeld is Den Haag. Die heeft nooit moderne stadsrechten gehad en is dus formeel een dorp. De voorloper van de moderne stadsrechten waren de Romeinse stadsrechten. Ofschoon die ruim 1.000 jaar eerder werden verleend vertonen die opvallend veel overeenkomsten. Nederzettingen met Romeinse stadsrechten mochten zich tot ver in de middeleeuwen stad noemen, maar konden pas volledig als stad functioneren als ook de moderne waren verleend. Veel steden hadden dan ook twee vormen van stadsrechten. Op enig moment zijn die Romeinse stadsrechten als vervallen verklaard, maar in de geschiedenisboeken wel degelijk bewaard gebleven. Nederzettingen die wel Romeinse- maar geen moderne stadsrechten hadden verloren toen hun recht als stad te functioneren.
Wel leuk te vermelden is dat de oudst bekende verzameling boerderijen op het grondgebied van het huidige Nederland met een onderlinge structuur zich heeft bevonden op de plek van het huidige Lent... Ten overvloede vermeld ik dat daar geen sprake was van een nederzetting.
Stads- of marktrechten hebben heden ten dagen geen enkele officiële lading meer. Iedere gemeente heeft evenveel rechten. Het is alleen nog van "belang" of het een stad of dorp genoemd kan of mag worden. Daarom staat het er altijd in de formele beschrijvingen bij.
In 19 voor Christus hebben de Romeinen in het huidige Nijmegen een nederzetting gesticht onder de naam Ulpia Noviomagus Batavorum, op de plek van het huidige Kelfkensbos. Die nederzetting is tijdens de Bataafse opstand geheel verwoest na een aanvankelijk verloren strijd door de Romeinen van die Bataven in 69 en 70 na Christus. Op de plek van het huidige Waterkwartier is toen door de Romeinen een nieuwe nederzetting gekomen. Daarvoor was nooit sprake van bewoning van enige omvang geweest in het huidige Nijmegen ten zuiden van de Waal. In 98 na Chr. verleenden die Romeinen stadsrechten (marktrechten) aan Nijmegen door keizer Traianus, wat zijn eerste daad was direct na zijn aantreden. Nijmegen was daarmee de eerste nederzetting op het huidige grondgebied van Nederland die stadsrechten had in welke vorm dan ook. Het is dit verkregen recht waardoor Nijmegen claimt de oudste stad van Nederland te zijn.
Ca. 598 jaar eerder, in het Keltische tijdperk, was er op de plek van het huidige Maastricht al sprake van een nederzetting. Als enige op het huidige grondgebied van Nederland. Hieraan ontleent Maastricht haar claim oudste stad van Nederland te zijn.
Beide steden, Maastricht en Nijmegen, claimen dus, ieder met een ander criterium, terecht de oudste stad van Nederland te zijn.
Maastricht heeft echter nooit Romeinse stadsrechten verkregen, maar wel net als Nijmegen de "moderne" middeleeuwse stadsrechten (rond 1204) en Nijmegen 26 jaar later (1230). Daarmee was Maastricht niet de eerste. Dat was Stavoren (ergens tussen 1058 en 1068), gevolgd door Utrecht (1122) en Deventer (1123). Maastricht was 12e (1204) en Nijmegen 23e (1230).
Stavoren gebruikt dit gegeven weliswaar in haar toeristische marketing, maar mengt zich verder niet in de claim oudste stad van Nederland te zijn, wat ze op basis van de moderne stadsrechten dus wel zijn, maar op basis van de eerste Romeinse niet. Die stadsrechten hebben ze nooit gehad, simpelweg omdat het toen nog niet bestond. Ook niet als nederzetting of verzameling boerderijen.
Voorburg probeert schoorvoetend ook te claimen de oudste stad te zijn, omdat daar, hoewel sommige archeologen twijfels hebben, al in 2681 voor Chr. sprake was van een nederzetting. Die nederzetting is echter niet ononderbroken bewoond geweest, mede als gevolg van de bodemgesteldheid in dat deel van het land. Onderandere vanaf 270 na Chr. is die nederzetting eeuwenlang ontruimd geweest. Ook in de periode tussen 2681 voor Chr. en het begin van de jaartelling is Voorburg om die reden veelvuldig voor lange perioden ontruimd geweest. Voorburg kreeg echter later dan Nijmegen de Romeinse stadsrechten (121 na Chr.). Het heeft nooit moderne stadsrechten gekregen, dus is het geen stad (meer). Heden ten dagen is Voorburg in de gemeente Leidschendam-Voorburg opgegaan. Voorburg doet dus niet mee.
Is het aantal rijksmonumenten binnen een gemeente een indicatie voor de omvang en oudheid van een gemeente? Het antwoord is ronduit: "Nee!"
In de top 10 van het hebben van rijksmonumenten zitten maar 4 gemeentes die ook in de top 10 van inwoners zitten: Amsterdam (7501, 1e), Utrecht (1506, 3e), Haarlem (1179, 5e) en Den Haag (1167, 6e).
In die top 10 van rijksmonumenten zitten ook maar liefst 3 gemeentes die nooit stadsrechten hebben verkregen: Den Haag (1167, 6e), Schouwen-Duiveland (815, 9e) en Stichtse Vecht (797, 10e), die formeel gezien dus geen stad zijn.
Rijksmonumenten zijn gebaseerd op de stand van juli 2015.
Nu rijst natuurlijk de vraag op een site als deze waar Nijmegen dan staat.
Nijmegen heeft 421 rijksmonumenten en staat daarmee niet eens in de top 25. Qua inwoners staat Nijmegen in de top 10.
Nijmegen ligt vaak "overhoop" met Maastricht (oudste stad claim) en Arnhem ("gezond" burenchauvinisme). Nijmegen overtroeft beide steden met inwonersaantal, maar moet beide steden inzake rijksmonumenten ruim voor laten gaan: Maastricht (1675, 2e plaats) en Arnhem (555, 18e plaats). Nijmegen komt er dan met 421 rijksmonumenten en niet eens in de top 25 maar bekaaid vanaf.
Nijmegen mag wel trots zijn op de oudste winkel- en handelsstraat van Nederland: "De Lange Hezelstraat." Niet verwarren met de "oudste straat." Er zijn oudere straten die geen winkelstraat zijn en oudere winkelstraten die als straat nog niet bestonden toen de Hezelstraat er al was. Het is dus de oudste straat die nu nog winkelstraat is.
Op deze site/besloten zijn in deze al veel panden geplaatst van de Hezelstraat en zullen er nog de nodige komen. De Lange Hezelstraat bevat nagenoeg uitsluitend monumenten. Zijn het geen rijksmonumenten dan wel gemeentelijke monumenten.
Doordat deze straat dicht bij de rivier lag is er veel handel aan het water ontstaan. Daardoor is Nijmegen ooit opgenomen in het register van Hanzesteden.